Op weg naar de kunst

Bestel hier onze: Gids naar Nederlandse musea Op weg naar de kunst

bespreekt de eigen collectie van musea in Nederland en elders.

Leiden, Museum De Lakenhal: de collectie

Integer en verrassend
Denk je aan Leiden, dan denk je aan de universiteit, het beleg en het ontzet op 3 oktober 1574 dat nog jaarlijks wordt gevierd. Wellicht denk je ook aan het zwarte Leidse laken dat de rijke zeventiende-eeuwse burgers vaak dragen op de portretten van Rembrandt, Hals, Bol en andere schilders uit de Gouden Eeuw. Het was een bizonder duurzame en dus dure stof.
In de ‘Laecken Halle’ werd in de 17e-eeuw het laken gekeurd en verhandeld. In de 19e-eeuw is het gebouw een museum geworden. De geschiedenis van de stad staat centraal in dit stedelijke museum. In de stad werkten belangrijke kunstenaars of werden er geboren, denk aan Lucas van Leyden, Jan van Goyen, Jan Steen en Willem van der Velde. De beroemdste was echter Rembrandt, de zoon van de molenaar. Als tweede moet zijn vriend en directe concurrent Jan Lievens worden genoemd. Rembrandt en Lievens werden echter zo beroemd in andere steden dat er in de Leidse stedelijke collectie slechts een enkel werk is te vinden.

De Lakenhal was de chique werkplek van de lakenhandelaren. Stadsbouwmeester Arent van ’s-Gravesande ontwierp de Laecken-Halle in 1640. Het elegante stadspaleis met sobere versieringen bevestigde de reputatie van het Leidse Laken, er werd vergaderd en er werd stof gekeurd en gemerkt: sinds 1641 hingen de staalmeesters een loodje met stadswapen, twee gekruiste sleuteltjes, aan de stukken stof. Het logo van het museum is gebaseerd op dat loodje.


De elegante gevel van Arent van ’s-Gravesande is in ere hersteld.

Als in de 19e-eeuw de textielindustrie in verval raakt, wordt in 1874 besloten van de Lakenhal een museum te maken voor de stedelijke collectie. Vervolgens raakte het museum in de loop van de tijd volgestouwd met kleine zaaltjes en kabinetten waardoor een onmogelijke en zelfs gevaarlijke, in elk geval bezoeker onvriendelijke,  situatie ontstond.
Lange tijd was er geen geld voor de nodige verbouwing en uitbreiding. Pas in 2009 had de gemeente een groot budget. Met Meta Knol als nieuwe directeur werd de transformatie naar het nieuwe museum voortvarend ingezet, met doordacht  beleid. Zo werden eerst 23.000 voorwerpen gecatalogiseerd en was eindelijk bekend wat er allemaal in de depots lag.

Architectonische schoonmaak en nieuwbouw
Net zoals de collectie onder controle moest worden gebracht, was ook het gebouw door de talloze kleine ‘aanpassingen’ een struikelblok geworden. Het voorplein zat jarenlang verscholen achter een lelijke tijdelijke overkapping.


De Achterhal met het nieuwe glazen dak.

Het uitgangspunt van de restauratie was, kort samengevat: weghalen wat gemist kan worden en laten zitten en zichtbaar houden wat de geschiedenis van het gebouw ondersteunt. De Achterhal werd vrijgemaakt en voorzien van een glazen overkapping;  dit werd een centrale ruimte waar het bezoek begint. In het oudste deel van het museum is bij de herinrichting gezocht naar de soberheid van 17e-eeuwse werkruimtes. Naast klassieke houten deurstijlen zijn brede licht eiken vloerdelen gebruikt.


De gevel van de nieuwbouw aan de Lammermarktplein, wordt Trekzak genoemd.

De nieuwbouw loopt van de Oude Singel tot aan het Lammermarktplein. Het is een uitbreiding van 2500 vierkante meter voor kantoorruimtes, boven, een depot, aan de zijkant, en achter elkaar twee grote tentoonstellingszalen met bovenlicht.
In de tweede zaal zie je door het mooie gebogen raam, dat herinnert aan poortdoorgangen van oude handelspanden, het Lammermarktplein.


De glas in lood koepel uit de 19e-eeuw in het centrale trappenhuis.

Door de goede focus op de stad en haar geschiedenis, op het belang, de taak en de functie van de collectie en het gebouw is de renovatie in 2019 ook voor niet-Leienaars een feest om naar toe te gaan.

Stedelijke hoekjes
Bij de noodzakelijke heroriëntatie is het uitgangspunt dat Museum De Lakenhal een stedelijk museum is. Er wordt naar een bewuste verbinding met de stad en haar bewoners gewerkt. Het museum als DNA van de stad, dat kan zonder concessies te doen aan de kwaliteit.
De tentoongestelde werken hebben met de stad te maken, te beginnen bij Enge(l)brechtszn, diens leerlingen Lucas van Leyden en Aertgen van Leyden. Rembrandt werd in Leiden geboren, dus is er het verhaal over Rembrandt en de Gouden Eeuw, maar ook Leiden als Universiteitsstad en wat misschien minder bekend is Theo van Doesburg en De Stijl. Van Doesburg woonde van 1916 tot 1922 in Leiden en richtte hier het tijdschrift De Stijl op.
Het museum laat de verbinding met de stad zien in speciale ruimtes, zoals de Staalmeesterskamer die bekleed is met goudleerbehangsel uit 1649. ( Dit behangsel zat oorspronkelijk elders en is in 1880 met schouw en al naar het museum gebracht. Sinds 1940/41 is het in de voormalige Staalmeesterskamer geplaatst.) Op de kaart in de Staalmeesterkamer las ik dat het maken van goudleer, waar de muren mee zijn bekleed, patsen heet: “Een patser is iemand die met zijn rijkdommen pronkt, een opschepper.”


Staalmeesters, Jan de Baen, 1675.

Boven de deur hangt een portret van de Staalmeesters van 1675 door Jan de Baen. Dat waren de mannen die het laken keurden en het keurmerk aan de stof hingen. Door dit betrouwbare kwaliteitsmerk werd de stof wereldberoemd. De heren waren zo tevreden over het portret dat ze De Baen een compliment maakten in de houten lijst die speciaal voor het werk en de plek is gemaakt: ‘uit doode verw, staelmeest’ren als herschapen door Banes penseel’ ( uit dode verf werden de Staalmeesters door Baen’s penseel herschapen).

Er is een Bierbrouwerskamer die in 1879 aan het museum werd geschonken. In de achttiende eeuw werden hele muurpartijen door ‘behangselschilderingen’ gevuld. Bij particulieren waren dat vaak landschappen of allegorische voorstellingen. Hendrik Meijer schilderde waarschijnlijk rond 1772 het hele bierbrouwproces van de hopoogst tot aan het vervoer van het bier uit de brouwerij.


Hopoogst, Hendrik Meijer, ca. 1772.

In de vitrine staan eenvoudige kannen, ze zijn geijkt. Bier op fles bestond niet, iedereen haalde bij tapperijen zijn eigen tafelbier met weinig alcohol dat in plaats van het vervuilde water werd gedronken. Om zeker te zijn dat je de juiste hoeveelheid in je eigen kan kreeg, gebruikte men deze geijkte maateenheden.


Maatkannen voor het bier.

Het ontzet van Leiden
Net voor de bloei van de lakenhandel doorstond Leiden een ramp: het beleg door de Spanjaarden in 1573. Pas na een jaar kon de verhongerde stad op 3 oktober ontzet worden. In het stadhuis werd vrijwel meteen een ‘herinneringsruimte’ ingericht voor de opofferingen en veerkracht van de bevolking.


Zaaloverzicht Leidse geschiedenis.

Tot in de negentiende eeuw kregen kunstenaars de opdracht de geschiedenis te laten zien. Hier is dit bijeen gebracht in de grote zaal op de eerste verdieping.

Het Leidse Laken
Op de bovenverdieping wordt in een paar zalen aandacht besteed aan het Leidse Laken. Door de onrust van de Vlaamse Geuzenopstanden aan het begin van de Tachtigjarige Oorlog vluchtten Vlaamse wevers en lakenhandelaren naar het noorden. Ze kwamen naar Leiden omdat daar al een lakenproductie was. De kooplieden drongen er bij het stadsbestuur op aan om een handelsgebouw neer te zetten waar binnen- en buitenlandse handelaren makkelijk de stof konden kopen: De Lakenhal. Na de keuring kon het vanuit het gebouw aan Oude Singel makkelijk verscheept worden. Nu hoefden de handelaren niet meer naar de arbeidersbuurten in de binnenstad waar de stof in werd gemaakt. Het was er armoedig en het stonk er vreselijk door de verwerking van het laken.


Zaaloverzicht, in de voorgrond een kunstwerk van Atelier van Lieshout: Vooruit, 2014. De sjouwende mens gaat gebogen onder een zwaar pakket en komt niet vooruit omdat hij onlosmakelijk is verbonden met het weefgetouw. In de achtergrond hangen schilderijen van Isaac Claesz. Van Swanenburg (1537-1614)  een verheerlijking visie van de 17e-eeuwse werkomstandigheden. De schilderijen werden dan ook gemaakt voor de vergaderruimte van de gouverneurs van de saainering.(Saai is een goedkopere en lichtere stof dan laken.)

Hoewel het laken Leidens belangrijkste export artikel was, woonden de wevers  niet aan de grachten maar in vervallen en bekrompen achterafbuurtjes. De productie van wol tot laken was een vieze bezigheid waar hele gezinnen in thuisarbeid aan meededen. De wever-families kregen een laag stukloon van de drapenier, die de wol inkocht en door hen liet verwerken.


Wolbereiding, Isaac Claesz. van Swanenburg, 1595.

De rijke lakenhandelaren gaven opdrachten voor het schilderen van een serie voorstellingen over de  wolbereiding. Dat werden uiteraard redelijk verheven beelden van de werkelijkheid met goed gebouwde werkende mannen en vrouwen in gezonde omstandigheden. Vooral de grote schilderijen van Isaac Claesz. Van Swanenburg (1537-1614). Hij was in Antwerpen opgeleid en bracht het (van oorsprong Italiaanse) maniërisme mee naar Leiden. Dat zie je in gekunstelde houdingen en gespierde lichamen. Van Swanenburg kwam zelf uit een regentenfamilie en was een aantal keren burgemeester van Leiden. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de mensen vrolijk en in schone omstandigheden de wol verwerken. Let op de kinderen die ook mee werken. Dat was normaal in die tijd en de schilder hoefde dat niet weg te poetsen zolang die kinderen er maar gelukkig en weldoorvoed uitzagen.

Rijke burgers, bloeiende kunst
Tot de rijke lakenfamilies behoorde ook de Vlaamse familie De la Court. Oorspronkelijk was het een bakkersfamilie maar al snel werden ze rijk met lakenhandel en met investeringen in de West-Indische en Oost-Indische Compagnie. Petronella en Pieter staken veel geld in de ondersteuning van kunstenaars zoals van Frans van Mieris de Oude (1635-1681) en de twee generaties die na hem kwamen. Schilderijen van de van Mierissen hangen op de begane grond in de “Arnhemse kamer” waar een klein deel van de collectie van de De la Court is te zien, onder  andere ook een sierezel met een opdracht die Van Mieris voor Pieter de la Court van der Voort maakte.


De “Arnhemse Kamer”.

Naast de “Arnhemse Kamer” is er een “Leidse Kamer”. De stijlkamers geven een indruk van de verfijnde inrichting van de rijke burgerij uit de achttiende en eerste helft van de negentiende eeuw.

Wir war van zalen
Het is knap hoe uit deze wir war van zalen over drie verdiepingen een coherent museaal verhaal tevoorschijn komt. Het is handig voor je oriëntatie een plattegrond mee te nemen.


Plattegrond museum.

De eigen collectie begint op de begane grond in de Harteveltzaal met middeleeuwse en renaissance kunst. Door het glazen plafond is er mooi natuurlijk licht. Het imponerende Laatste Oordeel drieluik van Lucas van Leyden valt meteen op. Een aantal schilderijen waren in de 16de eeuw al beroemde kunstwerken. Ze hingen oorspronkelijk in de Pieterskerk en het Augustinessenklooster Mariënpoel vlakbij Leiden en trokken al voor de Beeldenstorm veel aandacht van binnen- en buitenlandse bezoekers.


Rechts twee drieluiken van Cornelis Engebrechtsz.; op de korte kant Het Laatste Oordeel van Lucas van Leyden, 1526 /27.

Alle drieluiken staan los in de ruimte. Zo ontdek je dat het middenpaneel aan de achterkant onbewerkt is: in de kerk zag men dat nooit. De achterkant van de zijluiken zag men wel. Die zag de kerkbezoeker meestal. Alleen tijdens de kerkdienst, of soms alleen op hoogtijdagen, gingen de drieluiken open en zag men het centrale paneel. Nu kunnen we binnen- en buitenkant zien.


De achterkant en een van de zijluiken bij een drieluik van Cornelis Engebrechtsz.

Stad beschermt kunst
Na de Beeldenstorm van 1566 besloot het stadsbestuur de beroemde religieuze (katholieke) kunstwerken uit Leiden en directe omgeving te beschermen. Ze werden uit kerken en kloosters gehaald en in het stadhuis ondergebracht. De furie was gaan liggen en kennelijk werden Bijbelse voorstellingen buiten de kerk toegestaan.

Kruisiging Christus, Cornelis Engebrechtz., 1515-17, gemaakt voor het altaar van het Augustinessenklooster Mariënpoel bij Leiden.

De manier van schilderen van Cornelis Engebrechtz. (ca. 1462 – 1527) en zijn leerling Lucas van Leyden (ca. 1494 – 1533) verschilt behoorlijk. Engebrechtz. is nog ingebed in de late middeleeuwen, met een ongebreidelde aandacht voor het detail zoals de Antwerpse maniëristen schilderden. Engebrechtsz kent waarschijnlijk door zijn schilderende zoons de Antwerpse schilderijen van onder meer Quinten Messijs. Schilderkunst met figuren in ingewikkelde poses en vreemde standpunten / perspectieven, is typisch voor de woelige Nederlandse vijftiende eeuw.
Zijn leerling, Lucas van Leyden, staat al in de renaissance. De renaissance begon in Italië met Rafaël als belangrijkste eerste schilder van het schoonheidsideaal van de klassieken, en de Grieken en Romeinen. Uiteindelijk leidt de renaissnance tot vrij denkende mensen met een brede kennis. In Vlaanderen leerde hij die nieuwste ontwikkelingen kennen. Kijk naar het verschil  in zijn middenpaneel in vergelijking met het werk van Cornelis Engebrechtz. In het middenpaneel van Het Laatste Oordeel van Van Leyden zit meer rust in het beeld. Hij bouwt het verhaal op in een driehoek met min of meer symmetrische groepen onder de goddelijke drie-eenheid.


Het Laatste Oordeel, Lucas van Leyden, ca 1526-27.

Het Laatste Oordeel was in die tijd een geliefd onderwerp.  Bedenk wat voor schrikbeeld de gelovigen hier zagen op de dagen dat de triptiek openging. In de hel op het rechterluik worden zondige mensen door duivelse figuren naar de hellemuil geduwd en getrokken. Tegenwoordig denken we dan meteen aan Jeroen Bosch. Maar ondanks de horror blijven de figuren van Van Leyden elegant. Hier zien we een gecultiveerde, beschaafde wereld, weliswaar met zondaars’, maar toch ook met enige afstand.


Detail: Rechter binnenluik van Het Laatste Oordeel, Lucas van Leyden, ca 1526-27, met de mensen die naar de muil van het hellevuur worden geduwd en getrokken.

Het linker binnenluik is serener: de naakte mensen worden in stille vreugde naar de hemel geleid.


Detail: linker binnenluik van Het Laatste Oordeel, Lucas van Leyden, ca 1526-27, met de mensen die vergezeld door engelen naar de hemel wandelen.

Het Laatste Oordeel was een memoriestuk, een herinnering ter nagedachtenis aan Claas van Swieten. Deze vermogende houthandelaar staat als schenker echter niet, zoals de gewoonte was, afgebeeld. Het werd in opdracht van drie van zijn vier kinderen gemaakt en in de Pieterskerk geplaatst, vermoedelijk dicht bij de schepenbank.


Linker buitenluik van Het Laatste Oordeel, Apostel Paulus Lucas van Leyden, ca 1526-27.

Van Swieten en één van zijn zonen waren schepen. Op deze plek herinnert het drieluik de stadsbestuurders aan hun christelijke taak rechtvaardig te besturen. Waarschijnlijk staan daarom op de buitenluiken de patroonheiligen van Leiden: de apostels Petrus en Paulus.

In de hoek van deze zaal met religieuze kunst uit de late middeleeuwen en renaissance lijkt een Asmat uit Nieuw Guinea, vroeger bekend als koppensnellers, in shorts en hemdje te staan; hij houdt een enorm houten kruis vast. Het is een beeld van Roy Vilevoy. In het bijschrift staat dat  het levensgrote kruis mogelijk verwijst naar Jezus’ dood die de (christelijke) mensheid van zijn zonden verloste. En:  Ook de Asmat geloven dat leven alleen mogelijk is via de doden. Is hun opvatting over de invloed van de dood op het leven zo anders dan die op de westerse panelen?”


Preparations, Roy Villevoye, 2009.

Dat is een suggestieve vraag, ook een vraag die de gemiddelde bezoeker niet kan beantwoorden. De titel van het werk, Preparations (Voorbereidingen), roept  andere associaties op. Misschien laat dat kruis zien dat de Asmat door missionarissen nader tot de God van het Westen is gekomen. De levensechte man vraagt om een uitleg waar niet veel mensen tijd voor nemen, waardoor het verband, vrees ik, de meeste bezoekers zal ontgaan. Door het bijschrift te lezen, of de app, brengt dit beeld je mogelijk aan het denken, anders blijft het een curiosum tussen laat-middeleeuwse schilderijen.


Detail; Preparations, Roy Villevoye, 2009.

Leiden als bakermat in de 17de-eeuwse kunst?
De beroemdste Leidse kunstenaar is natuurlijk Rembrandt Harmenszoon van Rijn. Toen hij jong was, werd Jan Lievens, zijn grootste concurrent, een wonderkind gevonden. Voor beiden was het niet vanzelfsprekend dat ze kunstschilder zouden worden: Rembrandt was de zoon van een molenaar en Lievens van een naaldwerker. Volgens tijdgenoten waren ze zowel grote concurrenten, als ook vrienden. Ze werkten in hun jonge jaren veel samen.
Rembrandt zou Lievens benijden om zijn techniek en zijn manier van verf mengen. Lievens zou meer van Rembrandts inlevingsvermogen en intellectuele kennis willen hebben. Ze kozen vaak dezelfde onderwerpen. De Lakenhal heeft bijvoorbeeld de ‘Lezende vrouw’ van Lievens, het Rijksmuseum in Amsterdam heeft er een van Rembrandt.  Ze schilderden en tekenden elkaar en zichzelf. Waarschijnlijk voltooide Rembrandt op aanraden van Lievens zijn opleiding bij de Amsterdamse historieschilder Pieter Lastman, waar Lievens al in de leer was geweest. Lievens werd beïnvloed door Rubens en de Utrechtse Caravaggisten die een hevig licht/donker schaduw gebruikten, of vaak met een heldere lichtbron werkten. Dit zijn ook typische elementen in het werk van Rembrandt.


Lezende oude vrouw, Jan Lievens, ca 1630.

Na hun jeugdjaren zou hun vriendschap nooit meer zo intens zijn. Rembrandt vertrok al vroeg naar Amsterdam waar hij wereldberoemd werd. De Lakenhal heeft twee jeugdwerken van Rembrandt. Hoewel Lievens ook al snel uit Leiden vertrok, zijn er meer werken in Leiden gebleven. Jan Lievens verhuisde van stad naar stad. Hij werkte onder andere in Londen, Antwerpen, Berlijn en Amsterdam. Hij stierf overigens, net als Rembrandt, in grote armoede in Amsterdam.


Brillenverkoper, Rembrandt van Rijn, ca 1624.

Nieuwe genres / onderwerpen
Wie aan de Nederlandse zeventiende eeuw denkt, denkt aan de ontwikkeling van het landschap als zelfstandig onderwerp. Jan Porcellis (1584-1632) was de eerste schilder die van zeegezichten een onderwerp maakte. Bovendien beperkte hij zijn kleurgebruik tot bruine en grijzen. Monochrome schilderijen, geschilderd binnen één kleurengamma. De laatste jaren van zijn leven werkte hij in Leiden; zijn bekendste navolger werd de lokale schilder Jan van Goyen (1596-1656.)
Bij Porcellis gaat het vaak over drama: slecht weer op komst, of net geweest. Bij Van Goyen kabbelen de rivieren meestal wat rustiger, ook al zijn er soms dreigende wolken.


Gezicht op Leiden, vanuit het noordoosten, Jan van Goyen, c 1650.

Naast werk van beide schilders hangt hier ook werk van Willem van de Velden de Oude (1611-1693), de zeeschilder van zijn tijd die met wetenschappelijke precisie handels- en oorlogsschepen vastlegde.

Echte Leidse roem was weggelegd voor Rembrandts enige leerling Gerard Dou, de grondlegger van de Leidse fijnschilders. Zijn werk is uiteindelijk geliefder dan dat van Rembrandt. Diens schilderijen worden op het einde van zijn leven te grof en te onnauwkeurig gevonden. Tegen die tijd is Dou’s reputatie groot en internationaal. De waardering voor deze schilders is te vergelijken met communicerende vaten: als Rembrandt zakt, stijgt Dou. De schilderijtjes van Dou werden niet alleen door rijke burgers gekocht, ze waren ook geliefd bij vorstenhuizen.


Meisje met een lamp, Gerrit Dou, ca 1676-1670.

Dou schilderde verhaaltjes op klein formaat. Er valt geen toets, geen penseelstreek te ontdekken. Vergelijk het met de ideale foto waar lang aan is gefotoshopt zoals voor Facebook en Instagram. De lichtinval is aangepast aan het onderwerp, vaak een kleine lichtbron, de omgeving is puik in orde en de mensen staan er bevallig op. Deze geïdealiseerde zeventiende-eeuwse werkelijkheid wordt beleefd als een theaterstuk, wat blijkt uit de vele gordijnen die het plaatje omlijsten.
Een van Dou’s  beroemdste leerlingen was Frans van Mieris. Diens zonen, Jan en Willem, werden ook bekende en dus goed verdienende schilders. (Hun werk hangt in de “Arnhemse Kamer”.)

Een eeuw Moderne tijd 1840-1940
Bij deze interieurs past het werk van Alexander Hugo Bakker Korff, 1824-1882. Bakker Korff was eigenlijk een anachronisme. Hij werkte in het midden van de negentiende eeuw in de stijl van de Leidse fijnschilders uit de zeventiende en achttiende eeuw. In tegenstelling tot het moralisme van de oudere kunstenaars, ontdek je bij hem een stille gniffelende humor, althans zo ervaar ik het.
Op het eerste zicht maakt hij tuttige genretafereeltjes met opgedirkte luitjes in volgepropte interieurs. Wie verder kijkt, ontdekt enige ironie die te vergelijken is met Hildebrands Camera Obscura. Beiden observeren hun eigen milieu en lijken dit neutraal weer te geven. Ondertussen ontstaat het gevoel dat al die keurige dames en heren in de maling worden genomen.


3 Oktoberfeest, A.H. Bakker Korff, 1879, bruikleen Dordrechts Museum.

Een jaar nadat Bakker Korff in 1882 te Leiden is gestorven, werken Menso Kamerlingh Onnes en diens latere zwager Floris Verster samen in de stad. Het zijn enthousiaste  jonge schilders die geloven in de moderne kunst van hun tijd. Ze zorgen voor een eigen artistiek klimaat. Floris Verster kun je, meer nog dan Kamerligh Onnes, een Tachtiger onder de schilders noemen. Hij was gedreven op zoek naar de essentie van zijn voorstelling. De Lakenhal heeft een aantal prachtige grote stillevens van Verster. Het mooie portret dat Menso Kamerlingh Onnes van zijn zusje Jenny schilderde is een bruikleen van het Rijksmuseum en hangt bij de stillevens van Verster, haar latere man. Jenny schikte, net zoals Menso, vaak de bloemstillevens voor Floris.


Papavers,Floris Verster, 1888.

De Stijl
Tijdens de Eerste Wereldoorlog komen Theo van Doesburg en zijn echtgenote, de pianiste Nelly van Moorse naar Leiden. Ze woonden aan het Korte Rapenburg in Leiden. Van Doesburg richt hier in 1917 De Stijl op. Kunstenaars en architecten wilden af van onnodige poespas en versieringen. Rechte lijnen, primaire kleuren en strakke hoeken werden het fundament van hun werk. Een heel lief voorbeeld is de wieg die Kees van der Wilk voor zijn kind ontwierp.


Wieg, Kees van der Wilk, 1924. In de achtergrond het Zelfportret, Theo van Doesburg, 1914.

Hij staat prachtig in de zaal met werk van Van Doesburg, zowel abstract, als eerder expressionistisch figuratief. Er zijn glas in lood ramen in een losse wand gezet en er staat een vleugel met muziek van Satie die Nelly bij hun Dada optredens speelde. Erbij hangen schilderijen van Hendrik Valk en Harm Kamerlingh Onnes, de zoon van Menso en de neef van Verster. Ze werden op bescheiden wijze door De Stijl beïnvloed.


Zaaloverzicht De Moderne Tijd, rondom De Stijl.

NB.
Het is de moeite waard gebruik te maken van de de website, de museum app en de kaarten die je in de zalen vindt. Ze staan vol weetjes en feiten, bij https://www.lakenhal.nl/nl/verhaal/leiden-universiteitsstad staan bijvoorbeeld 4 video’s over de geschiedenis van de universiteit. Die werden in 2015 gemaakt ter ere van het 440 jarig bestaan van de universiteit.

Er is in vrijwel alle zalen aandacht voor kinderen. Er staan ladekasten met extra informatie, of kunst die bij de zaal past. De onderste la is echter altijd voor de kinderen met vragen, aanwijzingen en opdrachten om hen beter te laten kijken en zoeken. En er is een leuk atelier waar vaak workshops worden gehouden..

EXTRA In de winter van 2019 is er een prachtige extra tentoonstelling gehouden over de jonge (Leidse) Rembrandt. Hierin kregen we een goed beeld, met nieuwe inzichten, over het vroege werk van Rembrandt. Dat, ten overvloede, niet meer in het museum is te zien. Aangezien het toch een mooie verdieping is, laten we onze informatie hier staan.

PS
Wie vooruit denkt, bestelt bij de plaatselijke boekhandel reeds voor feestdagen, verjaardagen en een onverwachte verrassing onze:
Gids naar Nederlandse Musea, Op weg naar de kunst
om aan de leukste familieleden, de beste vrienden en de aardigste buren te geven.
Auteurs: Micky Piller en Kristoffel Lieten; Uitgever: Waanders in de Kunst.
Altijd actueel door de QR codes die met onze site verbinden voor commentaar en met de site van het museum voor informatie!

Informatie en voorzieningen

Museum De Lakenhal
Oude Singel32, 2312 RA Leiden
W website De Lakenhal
T 071 5165360
di t/m zo 10.00-17.00 uur. Iedere tweede vrijdag van de maand tussen is 19.00 en 22.00 een deel van het museum geopend; er zijn veel extra activiteiten. Actuele info op website, zie boven, nakijken.

bereikbaarheid
OV 12 minuten lopen van station
Parkeergarage Lammermarkt, heeft een website
collectie informatie
folder summier samen met andere info ok, met goede plattegrond
zaalteksten helder de essentie van een zaal met app goed
presentatie collectie soms verrassend bv kleur zalen; aparte info., of kunstwerk
route informatie helder
digitaal - app heel goed in museum en thuis in combi met website info
vriendelijkheid
suppoosten vriendelijk
winkel LET OP: afrekenen bij de kassa van het museum
kinderactiviteiten
Familiespoor te volgen, kaart afhalen bij info. balie. Vanaf 6 jaar.
mooi atelier zondags 13.00-16.00 uur voor hele fam!, kijk bij ACTIVITEITEN op de website.
museumwinkel
assortiment klein
kunstboeken voornamelijk eigen collectie en of Leiden gericht
kinder-kunstboeken idem
grappige kleine cadeautjes niet veel, wel bizonder Laken, speciaal ontworpen
museumrestaurant
prijs/kwaliteit goed
menu leuk Leids lokaal gericht
wc
schoon redelijk aan het eind van de dag
makkelijk op de eerste verdieping zitten prachtige art deco wc's

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.