Dordrecht, Dordrechts Museum
Zuid-Holland
Hoe een oud museum jong blijft
Het Dordrechts museum is een stedelijk museum dat in de negentiende eeuw door burgers werd opgericht, net als het Haagse Kunstmuseum en het Stedelijk Museum in Amsterdam. Het aardige van dit museum is dat het bij de tijd is gebleven, maar niet meedoet met de waan van de dag. De collectie is divers, Dordts gericht en beslaat zes eeuwen. De eigen collectie wordt door een liefdevolle en vrolijke presentatie extra de moeite waard.
Misschien is het een verrassing te ontdekken dat Albert Cuyp (1620-1691), Nicolaes Maes ( 1634-1693) en Ferdinand Bol (1616-1680) geen Amsterdammers zijn. Je leert hier op een bijna achteloze manier dat ze uit Dordrecht kwamen. Maes en Bol gingen naar Amsterdam, Albert Cuyp bleef in Dordrecht, hij was telg van een schilders-familie. Zijn werk wordt gecombineerd met schilderijen van zijn vader, zijn oom en tijdgenoten.
Je hoeft bij een bezoek aan dit museum geen voorkennis te hebben, maar je kunt er wel verdieping vinden. Wie kennis heeft, vindt onverwachte details. Als je alleen wilt genieten van de kunst, lukt het net zo makkelijk door de uitgebalanceerde opstelling.
Het Dordrechts museum hoort bij de oude stedelijke musea en kent een grappig begin. In 1842 werd door de schenking van één schilderij besloten een stedelijk museum op te zetten. Dat was pas een vooruitziende blik! Al snel volgden Dordtse verzamelaars en kunstliefhebbers en kon het stedelijke museum worden gevuld.
Rivierenlandschap, Aelbert Cuyp,
Inmiddels beslaat de collectie zes eeuwen: van de zestiende eeuw tot heden. Hierbij ligt de nadruk op lokale schilders, uit de17e-eeuw zoals Cuyp, Bol, Nicolaes Maes, Arent de Gelder en Van Hoogstraten. In de 18e-eeuw werkten de Gebroeders Van Strij hier, ze waren beroemd om hun enorme behangselschilderijen van hoge kwaliteit. In de 18e-eeuw werkt Aert Schouman in de stad. In 1795 wordt Ary Scheffer er geboren, hij leerde ook al schilderen van zijn vader. Scheffer werd in Parijs een van de beroemdste schilders van zijn tijd.
De kunsthistorische ontwikkelingen worden per zaal chronologisch goed uitgelegd. Zaalteksten worden in de bijschriften uitgediept. Op deze manier kun je tot in de details iets uitzoeken als je daar zin in hebt, maar je kunt het ook laten. Het Dordrechts Museum neemt zijn publiek serieus. Zij bieden aan en wij kunnen kiezen.
Handige speciale ladekastjes voor lichtgevoelige kunst.
Er zijn mooie oplossingen gevonden voor kunst die niet permanent getoond kan worden, zoals werk op papier dat verbleekt als het lang in het licht hangt. Om dat te voorkomen is het in elegante ladekastjes verstopt. Per zaal verschillen die van kleur en vorm.
Kunst en geschiedenis
De vroegste schilderijen komen uit de zestiende eeuw. Vóór de portretten werden er eigenlijk alleen religieuze onderwerpen geschilderd. Langzaam maar zeker bedacht men schilderijen portretten van figuren uit de Bijbel, heiligen, wereldlijke en geestelijke machthebbers. Dan breekt alles open de burgers laten zich schilderen er komen kunstwerken met mythologische en historische gebeurtenissen. Daaruit ontstaan andere genres als landschappen en stillevens.
Tijdens de Beeldenstorm werden door de protestanten veel ‘katholieke’ schilderijen vernietigd en de schilderkunst in de Noordelijke Nederlanden maakte zich tijdens de Tachtigjarige Oorlog los van het Zuiden. Protestanten vonden dat het beeld, het plaatje, niet zoveel aandacht mocht krijgen. Hier heerste in de kerk voortaan Het Woord, de uitleg en de lezing van de Bijbel.
In Dordrecht is echter redelijk veel kunst van voor 1572 bewaard, omdat er slechts een kleine –aangekondigde- beeldenstorm heeft gewoed. Een mooi voorbeeld is het drieluik met Heilige Familie en stichters. Het altaarstuk was, voor een kapel in de kerk gemaakt. Het middenpaneel is “naar van Scorel”, dat wil zeggen, het is een, geslaagde, kopie. Van Scorel ging op bedevaart naar Jeruzalem en reisde terug over Rome. Paus Adrianus, de enige Nederlandse paus ooit, vroeg hem de ‘directeur’ te worden van de kunstcollectie van het Vaticaan. Van Scorel was de opvolger van Rafaël en daardoor goed op de hoogte van de vroege Italiaanse Renaissance kunst.
Drieluik met Heilige Familie en stichters, naar Jan van Scorel, ca 1523 / 1537.
Het drieluik vertelt over de rust op de vlucht naar Egypte, een traditioneel onderwerp in het Bijbelverhaal. Hier is het bijna huiselijk geworden. Niet helemaal daar Maria te rijk voor gekleed, maar zo’n slapende Josef die achter haar ligt, maakt hen menselijk. De figuren op de zijluiken zijn de opdrachtgevers; de familie Stoop, een opdrachtgever wordt stichter genoemd. Links staat de vader met zijn zoons. Ze worden voorgesteld door zijn beschermheilige Johannes de Doper. Aan de andere kant staat Maria Magdalena, de beschermheilige van Adriana van Ron, Stoops vrouw, met hun dochters.
In de collectie zit een familieportret uit de tijd voor 1572, het jaar dat Dordrecht zich bij De Opstand van de Geuzen en Willem van Oranje aansluit. Dit is de Dordtse regent Pieter van Beveren en zijn twee echtgenotes: de inmiddels overleden eerste vrouw Aeltge en zijn tweede echtgenote, Engelberta van der Lindt. Het is ongetwijfeld voor de kapel van de toen nog katholieke familie geschilderd, niet om thuis aan de muur te hangen. Daar zagen de kerkgangers hoe godsvruchtig het gezin Van Beveren was.
Hoewel het ingetogen lijkt, tonen ze hun rijkdom: ze dragen zware zwarte lakense stof, die een kapitaal kost. De dames hebben een lange bloedkoralen rozenkrans met gouden kralen en een gouden hart, vermoedelijk dezelfde rozenkrans. Ze dragen kapjes van dure dunne stof. Pieter heeft een met bont afgezette mantel, een familiebijbel met goud op snee en een opvallende ring. Tijdgenoten herkenden direct de economische en maatschappelijke status van deze sober ogende kleding.
Pieter van Beveren met zijn beide echtgenotes, anoniem, ca. 1545-1555, foto van de website van het museum.
De Van Beverens waren in het geheim remonstrants. Als Dordrecht in juni 1572 om is, wordt zoon Cornelis van Beveren de eerste remonstrantse burgemeester van Dordrecht. Als de protestanten de macht overnemen verandert zoals hier boven geschetst langzaam maar zeker de onderwerpen van de schilderijen.
Dordrecht een belangrijke stad
De stad ligt uiterst gunstig aan de drie rivieren de Merwede, de Beneden Merwede en de Noord. Dat is goed voor de handel, maar ook een mooie uitvalsbasis naar het zuiden voor (geheime) besprekingen, of militaire operaties. Kortom aan het begin van de zeventiende eeuw was Dordrecht nog de stad waar je moest zijn. Het is begrijpelijk dat een getalenteerd schilder als Albert Cuyp hier bleef wonen. Zijn familie had er een ‘portretwinkel’, oom Benjamin en vader Jacob waren bekende kunstenaars. Andere Dordtse schilders, zoals Ferdinand Bol, Nicolaes Maes en Arent de Gelder gingen naar Amsterdam en werden leerling bij Rembrandt.
Cuyp in de leer bij zijn vader
Tijdens zijn leertijd op het atelier, de ‘portretwinkel’, van zijn vader maakte Cuyp nog geen gouden landschappen, maar specialiseerde hij zich in dieren en mensen. Er is een klein Portret van de 20-jarige eend Sijctghen, een eend die al die tijd wel 100 eieren per jaar legde, staat in het versje naast het dier. Cuyp schilderde haar in 1647. Na haar dood in 1650 is het gedichtje afgemaakt, zodat ook haar sterfdatum erbij kwam te staan.
Portret van de 20-jarige eend Sijctghen, Aelbert Cuyp, 1647.
Het museum heeft twee vroege portretten met volkse types (Vrouw met een schaal oliebollen en Man met een bak vis) van Cuyp, en een Stalinterieur. Het vroege Hollands riviergezicht, is een schilderij in grijstinten dat waardoor je eerder aan Jan van Goyen denkt.
Er zijn twee klassieke Cuyp schilderijen: een Landschap met fluitspelende herder en vee en Twee Ruiters in een landschap: loomheid, warmte, gouden licht in een niet Hollands landschap.
Rustende Ruiters in een landschap, Aelbert Cuyp.
Zie ook het uitgebreide stuk over Cuyp in de collectie van het Dordrechts Museum.
Samuel van Hoogstraten
Het museum heeft in de laatste jaren twee belangrijke werken van de Dordtse 17e eeuwse schilder Samuel van Hoogstraten (1627-1678) gekocht. Van Hoogstraten was een actieve carrièremaker. Hij werd een van de vele leerlingen bij Rembrandt in Amsterdam, maar reisde naar het Weense hof, naar Rome en Napels, werkte in Regensburg, Den Haag en een aantal jaar in Londen.
Naast schilder was hij tot ver na zijn dood een belangrijk theoreticus. Zijn boek Inleyding tot de hooge schoole der schilderkonst: anders de zichtbaere werelt uit 1678 had grote invloed. Van Hoogstraten pleit voor een voorname kunst waarin schoonheid het ideaal is. Hij geeft in zijn boek technisch advies hoe dit te bereiken.
Door een aantal gerichte aankopen is het werk van Van Hoostraten ook een zwaartepunt in de collectie geworden. In de zomer van 2023 kon het museum dankzij een goed netwerk en door actief te reageren het enorme schilderij Lezende jongeman in een Renaissancepaleis, kopen. Van Hoogstraten schilderde tussen 1662 en 1667 in Engeland,
Lezende jongeman in een Renaissancepaleis, Samuel van Hoogstraten, ca 1662/67.
In de zomer van 2023 kocht het museum door een goed netwerk en actief reageren het enorme schilderij Lezende jongeman in een Renaissancepaleis, dat Van Hoogstraten tussen 1662 en 1667 in Engeland schilderde. De zaalfoto laat zien hoe groot het schilderij is. Dit verhoogt de optische illusie, het werkelijkheidsgehalte van het werk.
Wisselwerking 17e- 19e-eeuw
In de tentoonstelling van de eigen collectie is een mooie wisselwerking opgezet tussen landschapsschilderijen uit de 19e-eeuw en het landschap uit de 17e-eeuw. In eerste instantie lijkt er niet zoveel verschil. Er zijn echter drie aspecten die deze overeenkomsten beïnvloedden.
Ten eerste: in de 19e-eeuw is er een opkomend Europees nationalisme. Na de gruwelijke oorlogen van Napoleon, de revoluties uit het midden van de eeuw en de geboorte van nieuwe naties als Italië, Duitsland en België, bezon men zich op de eigen identiteit. Het eigen glorieuze verleden was, indien mogelijk, een leidraad. In Nederland is het ijkpunt tot op de dag van vandaag onze vrijheidsstrijd uit de 17de eeuw. Later werd het 17e-eeuwse landschap authentiek Hollands gevonden, daar werd in de 19e-eeuw naar gezocht.
Ten tweede: is er een groot verschil in de betekenis van ‘landschap’: het 17e-eeuw landschap is samengesteld. De basis zijn tekeningen die kunstenaars buiten in de natuur maakten en die in het atelier tot een boeiend geheel werden gemaakt. Je kunt ervan uitgaan dat wat je ziet, zo niet bestond. Het doel van de kunst was niet een realistische weergave. Denk maar aan het bloemstilleven met bloeiende bloemen die nooit tegelijkertijd bloeien, toch zien ze er vers geplukt uit. De werkelijkheid van een bloemstilleven, of een landschap, was altijd een afspiegeling van Gods schepping. Een kunstenaar mocht God best een beetje helpen door het aller mooiste bij elkaar te zetten.
Ten derde: in de 19e-eeuw was nu juist de werkelijkheid, de wind in je haren, belangrijk. Of zoals de Haagse School schilder Jan Hendrik Weissenbruch het noemde: “de klap van de natuur”.
Hoewel het twee verschillende totaal concepten zijn, leiden ze toch tot hetzelfde: kunst waarin je de (veronderstelde) authentieke Nederlandse Natuur herkent. Zo was men in de 19e eeuw zowel authentiek Hollands, als ook modern. De traditie werd omarmd, terwijl de stijl langzamerhand steeds losser werd.
Watermolen in de Polder “ Leidsche Dam”, P.J.C. Gabriël (1828-1903)
In de 19e-eeuw was nu juist de werkelijkheid, de directe ervaring, belangrijk. Daarbij speelde de technische vooruitgang een grote rol. Er kwam een andere manier van schilderen. Na grofweg 1850 kon men buiten schilderen in een bootje, in de wei, of bos. In de 17e eeuw was dit onmogelijk. Nu bestond verf in afsluitbare tubes die je maanden lang kon gebruiken. Tot die tijd werd verf in een dichtgeknoopte varkensblaas bewaard, waardoor het vrij snel uithardde en onbruikbaar was.
Twee zeilschepen in de branding, Jan Hendrik Weissenbruch, ca 1895
Buiten ontstond het impressionistische schilderen. Dat wil zeggen dat het gladschilderen, waar je geen toets ziet, langzaam maar zeker wordt vervangen door een ruwere manier van werken. De natuur werd vaak ter plekke in kleine olieverf schilderijtjes neergezet. Die (studies) gingen als zoete broodjes uit het atelier. In hun grote schilderijen probeerden de schilders diezelfde levendigheid terug te laten komen.
De vluchtigheid van licht
In het laatste kwart van de 19e-eeuw speelden tegelijkertijd een aantal technologische en sociale ontwikkelingen. Enerzijds lijkt de opkomst van de fotografie het klassieke schilderen overbodig te maken. Anderzijds vielen traditionele opdrachtgevers – de kerk, adel en de magistraten- weg. De jonge schilder richtte zich op de nieuwe rijken die hun eigen moderne smaak weerspiegeld wilden zien. Kunst bleef in de moderne tijd interessant, maar dan moest het wel anders en nieuw zijn.
Om deze klanten te bedienen, veranderden traditionele onderwerpen. Het landschap werd niet meer de weergave van een glorieuze schepping Gods, maar de spiegel van een steeds veranderende werkelijkheid, de “klap” dus.
Landschap met koeien aan het water, Willem Roelofs.
De fotografie kon deze bewegende pracht in de natuur nog niet laten zien doordat de glazen platen te lang belicht moesten worden. Schilders kunnen dat wel. Het is niet toevallig dat de nieuwe onderwerpen dat weergeven: regen op de natte stenen van de binnenstad, imponerende wolken, het zonlicht op een bospad. Impressionisme, Nederlands impressionisme, wordt het werk van Jan Hendrik Weissenbruch, Anton Mauve, Constant Gabriël en Jacob Maris genoemd. Het is ‘Holland op z’n Mooist’, aldus een van de zaalthema’s, daar tekenen deze schilders voor.
De volgende generatie met Breitner, Witsen, Thoolen en Isaac Israels schildert deels ook nog wel het landschap, maar is in de keuze van hun onderwerpen stadser, of soms sociaal geëngageerd, of mondainer.
Scheffer
In 1795 wordt Ary Scheffer in Dordrecht geboren. Hij leerde het beroep van zijn vader en op 13-jarige leeftijd (!) had hij al zijn eerste tentoonstelling in Amsterdam. Via Amsterdam en Brussel ging hij naar Parijs, waar hij een van de beroemdste schilders werd.
Zelfportret op 31 jarige leeftijd, Ary Scheffer, 1826.
Hij kreeg aan het hof van koning Louis-Philippe de ene opdracht na de andere. Zijn atelier in de Rue Chaptal nummer 16 in het 9e arrondissement is nog steeds een museum: Musée de la Vie romantique, Hotel Scheffer-Renan.
Het Schefferplein.
Hoewel Scheffer Fransman werd, bleef hij ook in Dordrecht beroemd. Er werd in 1862, 4 jaar na zijn dood, een groot standbeeld voor hem opgericht. Het staat op wat nu het Schefferplein heet.
Mooi verval
Door het verval van Dordrecht in de tweede helft van de 19e-eeuw ontstond het idee van een verstilde stad midden in het water. Net als in Brugge kwamen hiervoor schilders uit binnen- en buitenland, ondermeer Eugène Boudin, een voorloper van de Franse impressionisten. Hij maakte veel schilderijen in en rond Dordrecht. Zijn werk staat recht tegenover de schilderijen van de jongere Willem Witsen. Die maakte prachtige aquarellen, etsen en schilderijen van de gevels aan de grachten. Door Witsen weten we hoe in die tijd de Voorstraathaven in Dordrecht er uit zag. Je ziet dat hij zo gepakt wordt door de huizen aan de gracht, een meerpaal, luiken, dat het werk al bijna abstract is.
Huizen met meerpaal aan het water, Willem Witsen.
Ondanks deze hang naar abstracte vormen, denk ik dat niet Witsen, maar Weissenbruch de missing link is naar de abstracte kunst. Bij hem krijgt de vluchtigheid van het licht en de lucht een eigen gewicht. Inmiddels was er door de industriële ontwikkeling een nieuwe welvaart met nieuwe klanten ontstaan. De traditionele onderwerpen veranderden, De schilder kreeg oog voor het vluchtige, het moment, zeker hier in het hart van Nederland waar licht en schaduw telkens anders door de zon en de wolken in het water weerspiegelen.
De stad in de kunst van de 18e en 19e-eeuw
In het Dordrechts Museum is de stad zelf het middelpunt van het verzamelbeleid. Niet ten onrechte, want er zijn veel hele goede Dordtse schilders en schilderfamilies geweest. Zonder dat dit al te veel opvalt vormen de Cuypen, Bol, de Schotels, de Van Strijs, Scheffer en Veth de ruggengraat van de opstelling. Uit de confrontatie met hun schilderijen blijkt hoe zeer de Dordtse kunstenaars bij hun tijd pasten en vaak niet voor de besten onder deden. Zo ook de ‘romantische’ schilders uit de 19de eeuw die nu een beetje uit de gratie zijn.
Moderne en Hedendaagse kunst In Dordrecht
Het Dordrechts Museum koopt al sinds de oprichting in 1842 ‘hedendaagse’ kunst. De moderne schilderijen die toen werden aangekocht, horen inmiddels bij de kunstgeschiedenis. Ze hangen in de zalen met 19e-eeuwse kunst.
De hedendaagse kunst heeft een eigen zaal waarin de kunstwerken veel sneller worden gewisseld dan bij het oudere werk. In 2023 is deze zaal de laatste in de chronologie. Je ziet schilderijen uit diverse stromingen van de twintigste eeuw met een sterke nadruk op de periode na de Tweede Wereldoorlog. Ik vind de huidige zaal zo aantrekkelijk doordat abstract en figuratief mooi bij elkaar aansluiten. Hier speelt natuurlijk ook mee dat ik er een paar van mijn lievelings-kunstenaars zoals Edgar Fernhout (1912 –1974), Jan Schoonhoven ( 1914-1994), J.C.J. van der Heyden (1928-2012 ) en Jan Roeland, (1935-2016) vind.
Tafels III, Jan Roeland, 1974.
Fernhout, de zoon van Charley Toorop en kleinzoon van Jan Toorop, is ten onrechte een wat vergeten kunstenaar, terwijl zijn ontwikkeling en de kwaliteit van zijn kunst bizonder boeiend is. Fernhout begon met een koel en nauwkeurig realisme. Door zijn precisie en weergaloze techniek lijkt dat vroegere werk soms op fotorealisme. Na de oorlog wordt alles anders: langzamerhand laat hij zijn gevoel in kleur en vorm zien. Van precies omschreven situaties, zoals een flesje voor het open raam, een stilleven, of een zelfportret, veranderen zijn onderwerpen via zeegezichten in abstracte toestanden: zoals het weer of een van de jaargetijden. Hij maakt een 180 graden draai van uiterlijk naar innerlijk, van koele registratie naar verbonden impressie.
In de permanente tentoonstelling hangt een prachtige ‘In Voorjaar,’ uit 1973, een jaar voor zijn dood in zacht pastel blauw en roze. Dit is een bruikleen van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed. Dit past bij het werk In Winter (19..) , in koele blauwe kleuren en met zwart en donker grijs uit het eigen bezit.
In Voorjaar, Edgar Fernhout, 1973.
Grappig genoeg zien we bijna iedere keer het portret “De aanwezige”, van Marlene Dumas uit 1985. Het lijkt of je de schim van een vrouw ziet die met het rechterhand haar hoofd steunt. Ze kijkt geconcentreerd naar iets. Dit is mevrouw Oppenoorth, die Dumas aan het begin van haar ontwikkeling ondersteunde. (Mevrouw Oppenoorth is in Dordrecht begraven.)
De aanwezige, Marlene Dumas, 1985.
Vernieuwing en traditie
Het Dordrechts museum heeft een mooie groep 20ste-eeuws expressionisme met Bram van der Velde, Willem Hussem en de CoBRA schilders. Opmerkelijk ze lenen hierbij al weer van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed een aardewerk beeld van de vrouwelijke CoBRA beeldhouwer Lotti van der Gaag. Dat werk zie je niet meer zoveel in musea.
Hond, Lotti van der Gaag, 1952.
Het museum legt goed uit waarom hedendaagse kunst belangrijk blijft voor hun collectie: “Voor veel hedendaagse kunstenaars is de schilderkunst zelf een belangrijk onderwerp… Anderen richten zich juist op actuele maatschappelijke thema’s en tonen in hun werk persoonlijke betrokkenheid. Bij alle veranderingen blijft ook traditie een rol spelen. Kunstenaars reflecteren klassieke genres als het portret, landschap en interieur en geven er nieuwe betekenis aan.”
Daarom combineren realistische kunstenaars van welke stroming dan ook, met abstracte schilderijen en beelden. Zo hingen naast elkaar abstracte werk van Jan Schoonhoven, Ben Akkerman en Fernhout en op de tegenoverstaande muur (zie foto) uit het begin van de 20ste eeuw zoals Toorop, Verster en Hart Nibrig en er tussen de Cobra schilders uit de jaren 50 en Van der Gaag.
De zaal met moderne kunst, 2023.
Deze kunstwerken vragen je aandacht. Als je de tijd neemt, krijg je letterlijk inzicht hoe het maakproces het schilderij verklaart, uitlegt. Je ontdekt hoe Fernhout zijn toetsen in het late werk soms op en over elkaar zette en ziet dat iedere toets onbestemd is, in beweging lijkt. Je ziet dat schaduw in de papier-maché constructie bij Schoonhoven een belangrijk beeldend element is. Je leest als het ware dat het gepiel van de kunstenaar een grote concentratie vergt en er, ondanks deze aandacht, steeds weer kleine onregelmatigheden in al die kunstwerken ontstaan die zo’n werk levendig houden. Het museum helpt de toeschouwer goed op weg door kleine verhelderende bijschriften en mooie zaalteksten.
Zonder titel, Jan Schoonhoven. 1964, onbewerkt ribkarton op board.
Collectie uitbreiding in 2019: enorme muurschildering Aan ‘t Groothoofd
We hebben een keer een tentoonstelling gezien die Robbert Zandvliet had uitgezocht met hedendaagse en oudere kunst uit de collectie. Zijn muurschildering van vijftig (!) meter Aan t Groothoofd was net klaar. Op de site van het museum staat een mooi filmpje waar je Zandvliet bezig ziet in de gang naast het restaurant. Hij over vertelt over zijn manier van werken. Het is alleen al de moeite waard om te zien hoe hij zijn eigen verf maak met eigeel. (Dit wordt tempera genoemd.) Eigeel was het bindmiddel voor verf voor de olieverf werd uitgevonden. Hierdoor wordt de verf transparanter en minder zwaar. )
In de enorme muurschildering Aan ’t Groothoofd beleef je de kleuren van de dag van zonsopgang tot zonsondergang. Het is een formidabel werk waar je in verdrinkt door het formaat en de sprankelende kleuren.
Aan t Groothoofd, Robert Zandvliet, 2019.
De plaatsing bij het restaurant en ontvangstruimtes is geniaal gevonden, je wordt tijdens een ontspannen moment toch bij een prachtig kunstwerk betrokken. Het is de moeite waard om rustig langs dit werk te lopen en details te bekijken. Per kleur en dus tijdstip van de dag verandert Zandvliet van manier van opbrengen. En wandel dan naar ’t Groothoofd, iets verder in de stad. Je ziet het licht op het water, de lucht en de wolken steeds weer veranderen, zoals je dit ook in het museum meemaakte.
NB
Wie toch in Dordrecht is en het leuk vindt een in stijl ingericht oud herenhuis aan de haven te bezoeken, kunnen we Museum Simon van Gijn aanraden:
PS
Wie vooruit denkt, bestelt bij de plaatselijke boekhandel reeds voor feestdagen en verjaardagen voor de leukste familieleden, de beste vrienden en de aardigste buren onze:
Gids naar Nederlandse musea, Op weg naar de kunst
Auteurs: Micky Piller en Kristoffel Lieten; Uitgever: Waanders in de Kunst.
En altijd actueel door de QR codes die verbinden met onze site en van het museum!
Informatie en voorzieningen | |
---|---|
Dordrechts Museum Museumstraat 40; 3311 XP Dordrecht | |
bereikbaarheid | |
makkelijk met OV tot station CS Dordrecht met een wandeling van 20 minuten | |
parkeergarage Drievriendenhof, zie website voor navigatieadres | |
collectie informatie | |
folder niet aanwezig wel op zaal goede info op een scherm | |
zaalteksten goede informatie | |
presentatie collectie goed: mooie thema’s met onverwachte combinaties | |
route informatie loopt organisch door, waar je ook begint | |
digitaal - niet aanwezig | |
vriendelijkheid | |
suppoosten | |
winkel | |
kinderactiviteiten | |
in het museum, veel, dagelijks vooral bij tijdelijke expositie. Zie website museum bij activiteiten | |
eigen ruimte voor scholen en bij tijdelijke expositie | |
museumwinkel | |
assortiment uitgebreid | |
kunstboeken doelgericht op collectie en tijdelijke expositie | |
kinder-kunstboeken leuk | |
grappige kleine cadeautjes veel | |
museumrestaurant | |
goed en karnemelk in een glas | |
menu niet uitgebreid, maar wel onverwachts | |
wc | |
redelijk schoon aan het einde van de dag | |
niet makkelijk te vinden |
Geef een reactie