Op weg naar de kunst

Bestel hier onze: Gids naar Nederlandse musea Op weg naar de kunst

bespreekt de eigen collectie van musea in Nederland en elders.

Gorssel, Museum More

More: de verschillende gezichten van het realisme
Een van de klassieke vragen die je voor een schilderij stelt is toch vaak: zou het er echt zo uitgezien hebben? Laat een kunstenaar mij in zijn realistische schilderij de werkelijkheid zien? Eigenlijk is dat bijna nooit het geval, we kijken naar een interpretatie. Soms gebeurt dit technisch zo hoogstaand dat je verbaasd bent dat de kunst-werkelijkheid afwijkt van de realiteit, want de werkelijkheid uit het schilderij lijkt de waarheid te laten zien. Het Museum More in Gorssel specialiseert zich in realistische kunst uit de 20ste eeuw.

Veel mensen vinden herkenbaarheid het belangrijkste criterium voor een kunstwerk. Het loslaten van de zichtbare werkelijkheid in het begin van de 20ste eeuw zorgde voor veel verwarring. Als je niet meteen kunt zien wat iets voorstelt, heeft het dan nog wel waarde? Maar al te vaak wordt Karel Appels stoere uitspraak: “ik rotzooi maar wat an”, aangehaald om uit te leggen dat de abstracte kunst op niets is gebaseerd en tot niets heeft geleid.
Als iemand figuratief, of realistisch, schildert zie je meteen, zo is de achterliggende gedachte, dat het goed is. Maar al te vaak wordt het knappe, het kunstige van de techniek verbonden met kwaliteit. Het herkenbare onderwerp is de bevestiging van die kwaliteit. Hoe echter, hoe beter! Je weet en ziet meteen: dat is door een kunstenaar gemaakt, want zo mooi kan ik een appeltje, de kat, of mijn moeder niet schilderen.

Leeuw in interieur I, Pyke Koch, 1929
Leeuw in interieur I, Pyke Koch, 1929

De weergave van de realiteit was ook eeuwenlang een van de belangrijkste criteria om een kunstwerk te beoordelen. Er konden de meest fantastische dingen in het schilderij gebeuren, het moest er wel echt uitzien. Wie had nu ooit een jonge naakte dame op een stier zzien zitten? In de 17e-eeuw begreep iedereen dat dit een mythologisch verhaal is waarin Europa, de jonge vrouw, wordt ontvoerd door Zeus, de stier. Het was pas goed als zowel de stier, als ook het meisje er smakelijk uitzagen. De Nederlandse 17e –eeuwse schilderkunst dankt zijn roem aan het hoge gehalte van haar realisme. De “stofuitdrukking” wordt geroemd. Je kunt zien dat de verschillende materialen, van baksteen tot aan de glans van parels, of koper, van licht dat door een raam binnenvalt tot de glans van zijde, uiterst realistisch worden weergegeven. Bij de weergave van de ruimte, een kamer, een kerk, een landschap, moest het perspectief precies kloppen. Dit vergt groot vakmanschap en technische kennis.

Figuratie als keurmerk
Sinds 1910 kennen we alle mogelijke niet-figuratieve kunststromingen. Al ruim honderd jaar is het bijna fotografisch uitbeelden van de werkelijkheid niet meer het voornaamste criterium om beeldende kunst te beoordelen. Toch blijft goede realistische kunst verlokkend, ook voor mij. Dat blijkt iedere keer als we Museum More bezoeken. Het werd in juni 2015 in Gorssel, in de Gelderse Achterhoek, geopend. Hans Melchers kocht ongeveer duizend kunstwerken uit de oude DSB collectie van Dirk Scheringa. Omdat hij al het werk van Carel Willink verzamelde, koos hij vooral het Magisch Realisme: een groep Nederlandse schilders die tussen de twee wereldoorlogen op een heel specifieke manier de werkelijkheid weergeeft. (Overigens worden deze schilders in het museum Neorealisten genoemd.)
Denk aan de lege straten van Carel Willink met vreemde perspectieven, hoge luchten en dikke witte wolken, of dreigende luchten; of de mysterieuze stads-scenes van Pyke Koch en de sombere stillevens van Raoul Hynckes en Charley Toorop.
Wie zoveel kunst koopt, wil deze ook laten zien en zo kreeg het rustige Gorssel, bekend bij vakantiegangers en gepensioneerden, achter het voormalige raadhuis een behoorlijk groot museum midden in het dorp. Inmiddels heeft Melchers vlakbij, het kasteeltje van Ruurlo, met zijn collectie Willink, zijn eerste kunst-liefde, ingericht. We maakten ook hierover een bespreking op de site.

Wisselwerking
De wisselende presentatie van de  eigen collectie is in Gorssel de opmaat tot tijdelijke exposities. Het is een aardige vorm van bescheidenheid als je een enorme collectie koopt en deze niet de hoofdmoot van je presentatie maakt. Tegelijkertijd blijft het zo aantrekkelijk om terug te komen. Vaak zijn er andere kunstwerken uit de eigen collectie te zien. Soms zijn er ook tijdelijke tentoonstellingen waarin werk uit het eigen bezit prominent naast bruiklenen hangt. Melchers en zijn artistiek directeur Ype Koopmans realiseerden zich kennelijk meteen dat een museum pas echt leuk wordt voor een herhaald bezoek, als je delen uit je verzameling tegenover tijdelijke tentoonstellingen plaatst en zo steeds op andere aspecten de aandacht vestigt.

De hal
De hal

In dat ruime, lichte gebouw wordt dan ook slechts een honderdtal werken uit het eigen bezit op de begane grond getoond. In de rest van de zalen zijn er, net als op de verdieping, tijdelijke tentoonstellingen. Het gebouw van More heeft ruime museumzalen, vaak met zwevende plinten. Er is vanuit de gangen en soms in de zaal uitzicht op de wereld buiten. De architect is Hans van Heeswijk, hij verzorgde ook de renovatie van kasteel Ruurlo, het Mauritshuis en de entree van het Van Gogh.

Trap naar de eerste verdieping
Trap naar de eerste verdieping

Magisch Realisme
Tussen de twee wereldoorlogen van de vorige eeuw onderzocht een deel van de kunstenaars de totale abstractie, bijvoorbeeld Mondriaan en De Stijl. Tegelijkertijd werd in heel Europa het realisme opnieuw bekeken. Enerzijds ontstond het Surréalisme in de Latijnse landen, denk aan Dali en Magritte, en anderzijds waren er vooral in Duitsland schilders die weliswaar realistisch werkten, maar ook zeer maatschappijkritisch: die Neue Sachlichligkeit; denk aan George Grosz en Otto Dix. In Nederland ontstond het Magisch Realisme. Pyke Koch, een van de belangrijke kunstenaars naast Willink, verklaarde het verschil tussen beide stromingen: “Het Magisch Realisme bedient zich van voorstellingen, die wel mogelijk, maar niet waarschijnlijk zijn; het Surréalisme daarentegen van onmogelijke, onbestaande of onbestaanbare situaties”. Daarnaast zou je een gebrek aan maatschappelijk engagement als het grote verschil met de Duitse realisten uit die tijd kunnen noemen.

De Nederlanders zochten eigenlijk nog steeds in het verlengde van de late 19e eeuw naar een verinnerlijking: eenvoudige onderwerpen die door een bepaalde isolatie van het motief een grote innerlijke zeggenschap krijgen. Tegelijkertijd besteedden ze veel aandacht aan hun techniek, bijna allemaal waren het ‘gladschilders’, je kunt geen penseelstreek in hun werk ontdekken. De kunstkritiek vond het dan ook als ‘ouderwets’ dat deze kunstenaars weer op die manier werkten.

Jan Mankes
Het werk van de Friese schilder Jan Mankes (1899-1920) met intieme stillevens, portretten van mens en dier en landschappen past goed bij de Magisch Realisten.

De Witte Haan, Jan Mankes,1917
De Witte Haan, Jan Mankes, 1917

Mankes was een bizondere figuur. Hij  volgde weliswaar in de avonduren een kunstopleiding, maar stond in feite naast de ontwikkelingen van zijn tijd. Hij was getrouwd met de eerste vrouwelijke dominee van Nederland: Annie Zernike. Samen woonden ze in De Knijpe, vlakbij Heereveen. Zij verzorgde na zijn vroege dood een eerste uitgave over zijn werk. In More hebben ze bekende schilderijen natuurlijk zelfportretten, maar ook de Witte Haan uit 1917, en landschappen rondom Heereveen, waar hij de laatste jaren met Annie woonde.

Bomenrij, Jan Mankes, 1915
Bomenrij, Jan Mankes, 1915

Er hangt zo’n mooi vaag landschap Bomenrij, uit 1915 met een heel klein paartje. Men zegt dat het Mankes en Zernike zijn, die waren toen net verliefd.Voor Bomenrij betaalde Scheringa in 2004 op een veiling van Christie’s in Amsterdam nog €370.000. Die prijs lag ver boven de richtprijs en veel meer dan wat ooit voor Mankes betaald was. *

Verschillend Realisme
Typisch aan de techniek van Mankes is wat ik  het “gepoezel” zou willen noemen. Zijn onderwerpen lijken vanuit de achtergrond op te doemen. Dat klinkt een beetje zweverig, maar om het te verduidelijken zet ik drie zelfportretten en twee portretten van verschillende schilders uit de collectie van More onder elkaar. Het eerste is van Mankes uit 1915, vervolgens de zelfportretten van Willink uit 1934 en van Charley Toorop uit 1960. Dan zie je dat, hoewel het allemaal realistische schilders zijn, ze zichzelf en hun zitter op een andere manier benaderen en interpreteren.
Ik begin met het zelfportret uit 1915 van Jan Mankes.


Zelfportret, Jan Mankes, 1915

Hij schildert zichzelf in gedempte kleuren en zonder poeha. Hij kijkt onderzoekend in de spiegel, zijn hoofd staat een heel klein beetje scheef uit concentratie. Er is een monochrome achtergrond en je moet even dichterbij komen om het verschil tussen zijn trui en het grijs blauwe uit de achtergrond goed te zien. Mankes wilde, niet alleen zichzelf, maar ook de vele beesten, bloemen en landschappen die hij schilderde “van binnen uit” weergeven. Dat is geen optie voor Willink en Charley Toorop.

Zelfportret, Carel Willink, 1934
Zelfportret, Carel Willink, 1934

Willink zet zichzelf neer als een geslaagd zakenman met een groot gebouw in de achtergrond, een kokette dasspeld op de das in het driedelige pak. Als je goed kijkt zie je misschien wat onzekerheid in de ogen en een beetje benauwde mond. In vergelijking tot Mankes ontbreekt de zelfreflectie: Willink houdt een koele afstand.

Zelfportret met bontkraag, Charley Toorop, 1940
Zelfportret met bontkraag, Charley Toorop, 1940

Charley Toorop is vrijwel net zo beeldvullend als Mankes in zijn zelfportret, maar zij is heel wat dwingender. Haar grote ogen, de lichte frons, van het turen naar het zelfbeeld, houden ons gevangen. Ze is onverbiddelijk in haar blik op zichzelf, kijk naar de nek met de plooien. Er wordt hier niet aan mooimakerij gedaan. Ik raak altijd wat geïntimideerd door haar grote stelligheid.
Er is een bekend citaat van haar uit 1931 dat het credo van deze realisten had kunnen zijn: “Een foto geeft niet meer dan een moment, maar in een goed geschilderd portret herken je iemand in al zijn uitdrukkingen.” De drie zelfportretten hangen niet bij elkaar. Soms zijn ze niet eens gelijktijdig te zien, maar het zijn iconen uit de collectie, ze tonen verschillende mogelijkheden binnen het realisme.
Nog een andere manier om mensen te bekijken, vinden we bij Edgar Fernhout in het prachtige, gevoelige portret dat hij in 1932 van zijn moeder Charley Toorop maakte.

Charley Toorop, Edgar Fernhout, 1932
Charley Toorop, Edgar Fernhout, 1932

Bij hem wordt ze een mooie ingetogen vrouw. Fernhout verbloemt niet dat ze moe is, maar hij is niet zo onverbiddelijk over zijn moeder als zij voor zichzelf is. In feite ligt zijn manier van schilderen dichterbij Mankes. Is er ook eerder sprake van verschijnen en doorvoelen van het onderwerp dan van uitdrukkelijk aanwezig zijn.

Het vijfde portret in deze vergelijking, is van Pyke Koch ( 1901-1991). Hij schilderde in 1960 Jonkvrouw J.C. van Boetzelaer II.

Jonkvrouw J.C. van Boetzelaer II, Pyke Koch, 1960
Jonkvrouw J.C. van Boetzelaer II, Pyke Koch, 1960

Als ik naar dit portret uit 1960 kijk, denk ik aan laat middeleeuwse Vlaamse en Italiaanse portretten. We zien een dameshoofd met een tak, ze heeft een ondefinieerbaar hoofddeksel op. Ze kijkt ons met haar half geloken grote ogen niet aan. Net als de andere schilders is Koch technische begaafd. Maar dit portret lijkt door die perfecte techniek buiten de tijd te staan. Dat intrigeert.

Technisch perfect
Misschien is dit buiten de tijd staan, een andere overeenkomst tussen alle Magische Realisten, naast de definitie die ik al eerder van Koch aanhaalde over de “voorstellingen, die wel mogelijk, maar niet waarschijnlijk zijn.” Hun perfecte techniek koppelen ze aan een speciale manier van kijken. Ze kunnen twee verschillende perspectieven ongemerkt binnen een schilderij verbinden, zodat het wat wringt, maar je er toch niet meteen de vinger op kunt leggen. Vaak krijgt een belangrijk detail niet meteen alle aandacht. In eerste instantie word ik verrast door het schilderij Dorpszwembad I, wat zie ik eigenlijk? Een muurtje waar tegen bosjes staan, een viaduct van een autoweg, want er zijn geen bovenleidingen voor de trein te zien, en dan opeens dat figuurtje aan de rechterkant.

Dorpszwembad I, Pyke Koch, 1953

Dorpszwembad I, Pyke Koch, 1953


Detail, Dorpszwembad I, Pyke Koch, 1953

Hier zit de sleutel: die jongetje, of dat meisje maakt een bommetje! Dan pas kijk ik naar de titel en zie dan mijn vermoeden wordt bevestigd. (Het valt me op hoe tijdsgebonden ik kijk, want jongere mensen zouden misschien eerder aan een trampolinespringer denken…. )

Al die schilders geven een uitermate persoonlijke intieme visie op hun  werkelijkheid. Ze liggen daarmee dicht tegen de tachtigers uit de 19e-eeuw waar het tenslotte om de “aller individueelste expressie van de aller individueelste emotie” ging. Dick Ket is de schilder die hier meteen bij aansluit. Hij vond dat ook voorwerpen een bezieling konden hebben. Hij werd geïnspireerd door de Vlaamse Primitieven uit de Middeleeuwen en de daarop volgende Renaissance schilderkunst. Aandacht voor detail en de verschillende materialen domineren zijn kunst.


Stilleven (met viool op tafel), Dick Ket, 1930

Schumacher & Hynckes
Wim Schuhmacher (1894-1986) was net als Koch een autodidact, maar beschikte net als Koch over een ongelofelijk goede techniek. Hij ontwikkelde een eigen kleurpalet waarin grijs en zachte oker tonen domineren. Grappig genoeg voelde hij zich verwant met de grootste mondernist van die tijd, zijn vriend Piet Mondriaan. Volgens Schuhmacher wilden ze beiden ‘het absolute’ verbeelden. Waar Mondriaan voor de abstractie koos, wilde Schuhmacher de werkelijkheid zo precies mogelijk weergeven. Zijn onderwerpen, of het nu landschappen of personen zijn, lijken daardoor allemaal, vreemd genoeg, losgezongen van de realiteit.

Stilleven met vissen en vruchten, Wim Schuhmacher, 1931
Stilleven met vissen en vruchten, Wim Schuhmacher, 1931

De Belgische schilder Raoul Hynckes (1893-1973) maakte een enorme ontwikkeling door. Zijn talent viel al jong op en zijn ouders vonden het geen probleem dat hij naar de academie wilde gaan. In eerste instantie werd Hynckes een impressionistisch schilder van  landschappen, rivieren en havens. Tijdens WO I ontvluchtte hij zijn land, na de val van Luik waar hij als soldaat getraumatiseerd was geraakt. Uiteindelijk leidde zijn oorlogservaringen tot een diepe persoonlijke crisis waarin hij zelfs zijn roeping betwijfelde. In 1924 vernietigde hij zijn impressionistische werk. Via een periode met Cubistische schilderijen kwam hij uiteindelijk uit bij het realisme uit de 17e-eeuw. De Haas uit 1946 doet  niet onder voor een stilleven van Gerard Dou.

De Haas, Raoul Hynckes, 1946
De Haas, Raoul Hynckes, 1946

Hynckes werkte in Den Haag, Amsterdam en later in Baarn, waar hij in soberheid leefde. Hij schilderde vooral stillevens, maar na de Tweede Wereldoorlog, ook landschappen en dorpsgezichten. Samen met zijn vriend Carel Willink wond hij zich op over de hedendaagse kunst; tegenover de totale abstractie stond zijn geperfectioneerd realisme uit de oude tijd. Uiteindelijk zou hij in de 60-er jaren wel weer nieuwe erkenning krijgen.

Verrassing
Ik vond de stillevens van de mij onbekende Ger Langeweg (1891-1970) heel bizonder. Niet alleen omdat hij het vreemde licht gebruikt van de door hem bewonderde Schuhmacher, maar vooral ook omdat hij een eigen mening heeft. Hij rommelt met zijn perspectief op dezelfde manier zoals je dat in goede schilderijen van Cézanne tegenkomt.

Stilleven met kan, hoed en vis, Ger Langeweg, 1937
Stilleven met kan, hoed en vis, Ger Langeweg, 1937

Alleen al de kan is een vreemd object geworden. Het lijkt of ik er aan de bovenkant in kijk, maar tegelijkertijd kijk ik ook wat tegen die kan aan en het bord met visjes lijkt wel naar me toe te klappen. Alle voorwerpen worden omlijst door een doek die in steen lijkt te zijn gehouwen. Ik geniet wel van dit soort tegenspraak binnen een schilderij, omdat ik denk dat Langeweg ons expres op het verkeerde been zet.

Liefde voor Willink
Carel Willink (1900 – 1983), de belangrijkste schilder van het Magisch Realisme, is al een paar keer genoemd. Hans Melchers verzamelde, voordat hij uit de boedel van Scheringa kocht, al schilderijen van Willink.  Diens werk, is een van de zwaartepunten van de vaste collectie. Inmiddels is het grootste deel van die collectie naar Kasteel Ruurlo verhuisd, niet ver van Gorssel.

Straat met standbeeld, Carel Willink, 1934
Straat met standbeeld, Carel Willink, 1934

Dat kasteeltje is een ideale omgeving voor het geheimzinnige werk van Willink. We zijn meteen gaan kijken en hebben er ook over geschreven: Kasteel Ruurlo. Maar eerst nog even het filmpje kijken wat Kristoffel indertijd nog over Willink maakte…. 😉

NB
*De NRC columnist Frits Abrahams is een fan van Mankes’werk. Hij schreef er een aantal stukken over in de NRC, waaronder een vermakelijke column over de manier waarop Scheringa dit werk op de veiling verwierf: Abrahams over aankoop Bomenrij in de NRC

PS
Wie vooruit denkt, bestelt bij de plaatselijke boekhandel reeds voor feestdagen en verjaardagen voor de leukste familieleden, de beste vrienden en de aardigste buren onze:
Gids naar Nederlandse musea, Op weg naar de kunst,
Auteurs: Micky Piller en Kristoffel Lieten; Uitgever: Waanders in de Kunst.
Altijd actueel door de QR codes die met onze website voor commentaar en voor informatie met de website van het museum verbindt!

 

#PykeKoch #CharleyToorop #Carelwillink #Magischealisme #Neorealisme #More #Gorssel #Interbellum #NeueSachlichkeit #Kunst, #Kunstwerk #Dagjeuit #museumonline #museumathome #Eropuit #dagjeweg #Museumbezoek #Cultuuruitje #Kunstliefhebber #Tentoonstelling #opwegnaardekunst.nl #ownk #musea #art #dutchmuseumsathome #eigencollectie #expositie #kunstgeschiedenis #beeldendekunst #kunstgids #museum #art #tentoonstelling #museumbezoek #kunstkritiek #openbaarkunstbezit #vlog #blogpost #gids #museumthuisopdebank

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Informatie en voorzieningen

Museum More

Hoofdstraat 28, 7213 CW Gorssel
W website More
T 0575 – 760 300
di t/m zo 10.00-17.00 uur, op de website moet je sinds de Covid 19 uitbraak je toegangskaarten online bestellen. Kijk altijd op de website van het museum naar de actuele informatie!

bereikbaarheid
makkelijk met OV station Deventer en Zutphen met Bus 81 van Arriva
ruimschoots parkeren achter het museum
collectie informatie
folder niet gevonden
zaalteksten helder
presentatie collectie helder
route informatie - duidelijke pictogrammen
digitaal - app niet gevonden
vriendelijkheid
suppoosten
winkel was druk, weinig aandacht
kinderactiviteiten
gratis kidsgids met vragen. De antwoorden op de website zijn moeilijk te vinden
eigen ruimte niet aanwezig
museumwinkel
assortiment
kunstboeken
kinder-kunstboeken
grappige kleine cadeautjes
museumrestaurant
prijs/kwaliteit, het was wel lekker, maar ook duur voor wel lekker
menu niet verrassend
wc
schoon maar rommelig einde van de dag
makkelijk te vinden

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.