Op weg naar de kunst

Bestel hier onze: Gids naar Nederlandse musea Op weg naar de kunst

bespreekt de eigen collectie van musea in Nederland en elders.

Gorssel, Museum More

More: de verschillende gezichten van het realisme
More is de afkorting van Modern Realisme wat aangeeft dat het museum in Gorssel realistische kunst uit het recente verleden tentoonstelt. Let op: realistische kunst is niet noodzakelijker wijze een directe weergave van de werkelijkheid, want de werkelijkheid van het kunstwerk komt uit het hoofd van de kunstenaar.
Een van de klassieke vragen die je voor een schilderij stelt, is toch vaak: zou het er echt zo uitgezien hebben? Laat een kunstenaar in zijn realistische schilderij de werkelijkheid zien? Eigenlijk is dat bijna nooit het geval,
we kijken naar een interpretatie. Soms gebeurt dit technisch zo vernuftig dat we verbaasd zijn als die kunst werkelijkheid geen waarheid lijkt te zijn. Fake Truth, zou je kunnen zeggen, is heel vaak de essentie van realistische kunst.

De weergave van de realiteit was waarschijnlijk eeuwenlang het belangrijkste criterium om een kunstwerk te beoordelen. De Nederlandse 17e –eeuwse schilderkunst dankt zijn roem aan het hoge gehalte van haar realisme. De “stofuitdrukking” wordt geroemd. Je kunt zien dat de verschillende materialen, van baksteen tot aan de glans van parels, of koper, van licht dat door een raam binnenvalt tot het zware fluweel van gordijnen, uiterst realistisch worden afgebeeld. Bij de weergave van de ruimte, een kamer, een kerk, een landschap, moet het perspectief precies kloppen. Dit vraagt vakmanschap en technische kennis.
Het loslaten van de zichtbare werkelijkheid in het begin van de 20ste eeuw zorgde voor veel verwarring. Wat moet je met een voorstelling die je niet meteen herkent?? Bij een realistisch schilderij zie je toch meteen, dat het goed is? Het herkenbare onderwerp is de bevestiging van de kwaliteit, het knappe en het kunstige van de schilder en zijn technische vakmanschap. Hoe echter, hoe beter!

Leeuw in interieur I, Pyke Koch, 1929
Leeuw in interieur I, Pyke Koch, 1929

Van particuliere naar openbare collectie
Al ruim honderdvijftig jaar legt de fotografie de werkelijkheid betrouwbaarder vast, denken we. Maar goede realistische kunst blijft verlokkend, blijkt uit het bezoek aan Museum More. Het opende in juni 2015 in Gorssel, in de Gelderse Achterhoek, om de collectie van Hans Melchers (1938-2023) verzamelde werk van Carel Willink. Na het faillissement van de DSB bank, kocht hij ongeveer duizend kunstwerken uit die oude collectie, Hij koos vooral het Magisch Realisme: een groep Nederlandse schilders die tussen de twee wereldoorlogen op een heel specifieke manier schilderen. Denk aan de lege straten van Carel Willink met vreemde perspectieven of dreigende luchten, of de mysterieuze stads-scenes en portretten van Pyke Koch en de sombere stillevens van Raoul Hynckes en Charley Toorop.
Zo kreeg het rustige Gorssel, bekend bij vakantiegangers en gepensioneerden, achter het voormalige raadhuis een behoorlijk groot museum midden in het dorp. De staf van More richtte vervolgens 30 km verder, in het kasteel in Ruurlo, een museum in met Melchers collectie Willink schilderijen. Dat kasteeltje is een ideale omgeving voor het geheimzinnige werk van Willink. Er staat een bespreking een bespreking op de site bij Ruurlo.*
Het gebouw van More heeft ruime museumzalen, vaak met zwevende plinten. Er is vanuit de gangen en soms in de zaal uitzicht op de wereld buiten. De architect is Hans van Heeswijk, hij verzorgde ook de renovatie van kasteel Ruurlo, het Mauritshuis en de nieuwste entreegebouw van het Van Gogh Museum.

More: de entree met winkel

In de nu lopende eigen collectie presentatie is het thema ‘Er is meer dan wat je ziet’. Dit sluit aan bij wat we net vertelden: realistische beelden zijn niet simpelweg de weerspiegeling van de werkelijkheid. In de werkelijkheid van de kunst zit een ideeënwereld verscholen. De kunstenaar laat ons die zien en wij bekijken dit weer met onze eigen blik.

Neo-realisme
Een belangrijke stroming in de eerste helft van de vorige eeuw was het neo-realisme. Schilders als Wim Schuhmacher, Raoul Hynckes, Ger Langeweg, Henk Helmantel en Jan van Tongeren geven een uitermate persoonlijke intieme visie op hun  werkelijkheid. De schilders van het interbellum, de tijd tussen de twee Wereldoorlogen van de vorige eeuw, werden Magisch Realisten genoemd. Hun kijk op de werkelijkheid ligt dichtbij tegen de tachtigers uit het einde van de 19e-eeuw waar het tenslotte om de “aller individueelste expressie van de aller individueelste emotie” ging. Dick Ket is de schilder die hier meteen bij aansluit. Hij vindt dat voorwerpen ook een bezieling kunnen bezitten. Hij is geïnspireerd door de Vlaamse Primitieven uit de late Middeleeuwen en de daarop volgende vroege Renaissance schilderkunst, de tijd dat het centraal perspectief nog niet bekend was. Aandacht voor detail en de verschillende materialen domineren zijn schilderijen.

Stilleven met jeneverkruik en blokfluit, Dick Ket, 1932.

Wim Schuhmacher (1894-1986) is een autodidact, maar beschikt over een ongelofelijk goede techniek. Hij werkt een eigen kleurpalet met vooral parel grijs en zachte okertonen.

Gezicht op Corsica, Wim Schumacher 1928

Grappig genoeg voelt hij zich verwant met de grootste mondernist van die tijd, zijn vriend Piet Mondriaan. Volgens Schuhmacher willen ze beiden ‘het absolute’ verbeelden. Waar Mondriaan voor de abstractie kiest, wil Schuhmacher de werkelijkheid zo precies mogelijk weergeven. Zijn onderwerpen, of het nu landschappen, of personen zijn, lijken daardoor juist losgezongen van de realiteit.

Bloemen in vaas, Wim Schumacher 1913

De Belgische schilder Raoul Hynckes (1893-1973) maakt een grote ontwikkeling door. Hynckes begint als impressionistisch schilder van landschappen, rivieren en havens. Tijdens WO I ontvlucht hij zijn land, na de val van Luik waar hij als soldaat getraumatiseerd raakte. Uiteindelijk leidt zijn oorlogservaringen tot een diepe persoonlijke crisis waarin hij zelfs aan zijn roeping twijfelt. In 1924 vernietigt hij al zijn impressionistische werk. Via een periode met kubistische schilderijen komt hij uiteindelijk uit bij het realisme uit de 17e-eeuw. De Haas uit 1946 doet niet onder voor bijvoorbeeld een stilleven van Gerard Dou.

De Haas, Raoul Hynckes, 1946
De Haas, Raoul Hynckes, 1946

Hynckes werkte in Den Haag, Amsterdam en later in Baarn, waar hij in soberheid leefde. Hij schilderde vooral stillevens, maar na de Tweede Wereldoorlog, ook landschappen en dorpsgezichten. Samen met zijn vriend Carel Willink wond hij zich op over de hedendaagse kunst; tegenover de totale abstractie stond zijn geperfectioneerd realisme uit de oude tijd. Uiteindelijk zou hij in de 60-er jaren wel weer nieuwe erkenning krijgen.

Verrassing
Ik vond de stillevens van de mij onbekende Ger Langeweg (1891-1970) heel bijzonder. Niet alleen omdat hij het vreemde licht gebruikt van de door hem bewonderde Schuhmacher, maar vooral ook omdat hij een eigen mening heeft. Hij rommelt met zijn perspectief op dezelfde manier zoals je dat in goede schilderijen van Cézanne tegenkomt.

Stilleven met kan, hoed en vis, Ger Langeweg, 1937

Dat gerommel zie je duidelijk in Stilleven met kan, hoed en vis. Alleen al de kan is een vreemd object geworden. Het lijkt of je er aan de bovenkant in kijk, maar tegelijkertijd kijk je ook wat tegen die kan aan en het bord met visjes lijkt wel naar je toe te klappen.
Alle voorwerpen worden omlijst door een doek die in steen lijkt te zijn gehouwen. Ik houd wel van dit soort tegenspraak binnen een schilderij, vooral ook omdat ik vermoed dat Langeweg ons expres op het verkeerde been zet.

Magisch Realisme
Museum More heeft een grote collectie Magisch Realisme. Naast het onderzoek naar de abstractie zoals bij Mondriaan en De Stijl, wordt tegelijkertijd tussen de twee wereldoorlogen in heel Europa het realisme opnieuw bekeken. Enerzijds ontstond het Surréalisme, denk aan Dali en Magritte, anderzijds waren er vooral in Duitsland schilders die weliswaar realistisch werken, maar tegelijkertijd zeer maatschappijkritisch waren, Hun manier van werken wordt Neue Sachlichligkeit genoemd; denk aan George Grosz en Otto Dix.
In Nederland ontstaat het Magisch Realisme. Pyke Koch en Willink zijn de belangrijke kunstenaars uit deze stroming. Koch verklaart het verschil tussen beide stromingen: “Het Magisch Realisme bedient zich van voorstellingen, die wel mogelijk, maar niet waarschijnlijk zijn; het Surréalisme daarentegen van onmogelijke, onbestaande of onbestaanbare situaties”.
De afwezigheid van een maatschappelijk engagement was het grote verschil met de Duitse realisten uit die tijd. Al deze kunstenaars besteden veel aandacht aan hun techniek, bijna allemaal waren het ‘gladschilders’, je kunt geen penseelstreek in hun werk ontdekken. De kunstkritiek vond hun manier van werken dan ook ‘ouderwets’.

Pyke Koch, technisch perfect
Misschien is het buiten de tijd staan, een overeenkomst tussen alle Magische Realisten, naast de eerdere definitie van Koch over de “voorstellingen, die wel mogelijk, maar niet waarschijnlijk zijn”. Hun perfecte techniek koppelen ze aan een speciale manier van kijken. Ze kunnen twee verschillende perspectieven ongemerkt binnen een schilderij verbinden, zodat het wat wringt, maar op zo’n manier dat je er toch niet meteen de vinger op kunt leggen. Vaak krijgt een belangrijk detail niet meteen alle aandacht. In eerste instantie vraag je bijvoorbeeld jezelf in het schilderij Dorpszwembad I. af: Wat zie ik eigenlijk? Een muurtje waar tegen bosjes staan, een viaduct van een autoweg, er zijn geen bovenleidingen voor de trein te zien, en dan opeens dat figuurtje aan de rechterkant.

Dorpszwembad I, Pyke Koch, 1953

Hier zit de sleutel: dat jongetje, of meisje maakt een bommetje! Dan pas kijk ik naar de titel en zie mijn vermoeden bevestigd. Toen was het vast en zeker een bommetje. Nu zou het ook een trampolinespringer kunnen zijn, maar die stond toen nog niet bij de brug in het dorp dat Pyke Koch schilderde.


Detail, Dorpszwembad I, Pyke Koch, 1953

 

Het realisme van Jan Mankes
Het werk van de Friese schilder Jan Mankes (1899-1920) met intieme stillevens, portretten van mens en dier en landschappen past hier goed bij.

Bomenrij, Jan Mankes, 1915
Bomenrij, Jan Mankes, 1915

Mankes was een bijzondere kunstenaar. Hij  volgde in de avonduren een kunstopleiding, maar stond in feite naast de ontwikkelingen van zijn tijd. Hij was getrouwd met de eerste vrouwelijke dominee van Nederland: Annie Zernike. Samen woonden ze in De Knijpe, vlak bij Heereveen. Zij verzorgde na zijn vroege dood een eerste uitgave van zijn werk. In More hebben ze bekende schilderijen, natuurlijk zijn zelfportretten, maar ook de Witte Haan uit 1917 en landschappen rondom Heereveen, waar hij de laatste jaren met Annie woonde en wandelingen maakte, zoals het paartje in Bomenrij uiy 1915. Mankes en Zernike waren toen net verliefd.

(Voor Bomenrij betaalde Scheringa in 2004 op een veiling van Christie’s in Amsterdam nog €370.000. Die prijs lag ver boven de richtprijs en veel meer dan wat ooit voor Mankes was betaald. ** )

Zelfportretten
Typisch aan de techniek van Mankes is wat ik  het “gepoezel” zou willen noemen. Zijn onderwerpen lijken vanuit de achtergrond op te doemen. Dat klinkt een beetje zweverig, maar om het te verduidelijken zet ik drie zelfportretten en twee portretten van verschillende schilders uit de collectie van More onder elkaar.
Het eerste is van Mankes uit 1915, vervolgens de zelfportretten van Willink uit 1934 en van Charley Toorop uit 1960. Dan zie je, hoewel het allemaal realistische schilders zijn, dat ze zichzelf  op een andere manier schilderen en benaderen, interpreteren.
Ik begin met het zelfportret uit 1915 van Jan Mankes.


Zelfportret, Jan Mankes, 1915

Hij schildert zichzelf in gedempte kleuren en zonder poeha. Hij kijkt onderzoekend in de spiegel, zijn hoofd staat een heel klein beetje scheef uit concentratie. Er is een monochrome achtergrond en je moet even dichterbij komen om het verschil tussen zijn trui en het grijs blauwe uit de achtergrond goed te zien. Mankes wilde, niet alleen zichzelf, maar ook de vele beesten, bloemen en landschappen die hij schilderde “van binnen uit” weergeven. Dat is geen optie voor Willink en Charley Toorop.

Zelfportret, Carel Willink, 1934
Zelfportret, Carel Willink, 1934

Willink zet zichzelf neer als een geslaagd zakenman met een groot gebouw in de achtergrond, een kokette dasspeld op de das in het driedelige pak. Als je goed kijkt zie je misschien wat onzekerheid in de ogen en een beetje benauwde mond. In vergelijking tot Mankes ontbreekt de zelfreflectie: Willink houdt koel afstand.

Zelfportret met bontkraag, Charley Toorop, 1940
Zelfportret met bontkraag, Charley Toorop, 1940

Charley Toorop is vrijwel net zo beeldvullend als Mankes in zijn zelfportret, maar zij is heel wat dwingender. Haar grote ogen, de lichte frons, van het turen naar het spiegelbeeld, houden ons gevangen. Ze is onverbiddelijk in haar blik op zichzelf, kijk naar de nek met de plooien. Er wordt hier niet aan mooimakerij gedaan. Ik raak altijd wat geïntimideerd door haar grote stelligheid.
Er is een bekend citaat van haar uit 1931 dat het credo van deze realisten had kunnen zijn: “Een foto geeft niet meer dan een moment, maar in een goed geschilderd portret herken je iemand in al zijn uitdrukkingen.” De drie zelfportretten hangen niet bij elkaar. Soms zijn ze niet eens gelijktijdig te zien, maar het zijn iconen uit de collectie, ze tonen verschillende mogelijkheden binnen het realisme.
Nog een andere manier om mensen te bekijken, vinden we bij Edgar Fernhout in het prachtige, gevoelige portret dat hij in 1932 van zijn moeder Charley Toorop maakte.

Charley Toorop, Edgar Fernhout, 1932
Charley Toorop, Edgar Fernhout, 1932

Bij hem wordt ze een mooie ingetogen vrouw. Fernhout verbloemt niet dat ze moe is, maar hij is niet zo onverbiddelijk over zijn moeder als zij voor zichzelf is. In feite ligt zijn manier van schilderen dichterbij Mankes. Is er ook eerder sprake van verschijnen en doorvoelen van het onderwerp dan van uitdrukkelijk aanwezig zijn.

Het vijfde portret in deze vergelijking, is van Pyke Koch ( 1901-1991). Hij schilderde in 1960 Jonkvrouw J.C. van Boetzelaer II. (De II betekent dat hij al eens eerder een portret van haar maakte.)

Jonkvrouw J.C. van Boetzelaer II, Pyke Koch, 1960
Jonkvrouw J.C. van Boetzelaer II, Pyke Koch, 1960

Als ik naar dit portret uit 1960 kijk, denk ik aan laat middeleeuwse Vlaamse en Italiaanse portretten. We zien een dameshoofd met een tak, ze heeft een ondefinieerbaar hoofddeksel op. Ze kijkt ons met haar half geloken grote ogen niet aan. Net als de andere schilders is Koch technische begaafd. Maar dit portret lijkt door die perfecte techniek buiten de tijd te staan. Dat intrigeert.

Wisselwerking
De wisselende presentaties van de  eigen collectie is in Gorssel de opmaat tot tijdelijke exposities. In het ruime, lichte gebouw wordt op de begane grond een honderdtal werken uit het eigen bezit getoond, niet alleen schilderijen maar ook sculpturen en installaties. Opvallende beelden zijn die van Thom Puckey (1948-) en Silvia B. (1963-). De laatste maakt met uiteenlopende materialen beelden met ledematen van poppen en met poppen in een surrealistische context. Ze schreef ooit: ‘Als het oog verleid wordt en de onderbuik zich laat voelen, als het kraakt in het hoofd en het pijn doet in het hart, dan is het beeld een beeld’. Die emotie is zeker terug te vinden in Le Petit Monde met drie zwarte poppen (zie video hierna).

Het werk van Hans op de Beeck (1969-) valt op, hij maakt installaties, beelden, schilderijen en animatiefilms. Hier zien we in detail aspecten van het alledaagse toerisme met karretjes vol koffers, een enkele beer en wat opgehangen jasjes, alles is uniform diep grijs gespoten. Tegelijkertijd stelt zo’n opstelling vragen over de zin dan wel absurditeit in de moderne samenleving. Het is dikwijls de afbeelding van de valse schijn, zoals de reiskoffers, groot en klein, die ergens wachten om meegenomen te worden op  of door een onverwachte gebeurtenis zijn achtergelaten.

Extension (3), Hans op de Beeck

Tobias Schalken (1978-) is ook een multimedia kunstenaar. Het museum kocht twee beelden: een naakt siliconen meisje met veel te lange benen dat in een veel te groot bed ligt. Het ziet er bizar uit. Bizar is ook het beeld van een (ander) meisje wiens hoofd op een tafeltje rust. Het is een lieflijk beeld maar als je dichterbij komt, blijkt waarom de titel His unexpected return heet. We zien gespierde behaarde onderarmen.
De ontmoeting met de grote houten man is een stuk prettiger, De Omkijkende Man (1978) van Axel en Helena van der Kraan zit op een stoel zijn houten hoofd draait rond om naar de bezoeker te kijken.

NB
* Dat kasteeltje is een ideale omgeving voor het geheimzinnige werk van Willink. We zijn meteen gaan kijken en hebben er ook over geschreven: Kasteel Ruurlo.

** De NRC columnist Frits Abrahams is een fan van Mankes’ werk. Hij schreef er een aantal stukken over in de NRC, waaronder een vermakelijke column in 2004 over de manier waarop Scheringa dit werk op de veiling verwierf: Abrahams over aankoop Bomenrij in de NRC

PS
Wie vooruit denkt, bestelt bij de plaatselijke boekhandel reeds voor feestdagen en verjaardagen voor de leukste familieleden, de beste vrienden en de aardigste buren onze:
Gids naar Nederlandse musea, Op weg naar de kunst,
Auteurs: Micky Piller en Kristoffel Lieten; Uitgever: Waanders in de Kunst.
Altijd actueel door de QR codes die met onze website voor commentaar en voor informatie met de website van het museum verbindt!

 

#PykeKoch #CharleyToorop #Carelwillink #Magischealisme #Neorealisme #More #Gorssel #Interbellum #NeueSachlichkeit #Kunst, #Kunstwerk #Dagjeuit #museumonline #museumathome #Eropuit #dagjeweg #Museumbezoek #Cultuuruitje #Kunstliefhebber #Tentoonstelling #opwegnaardekunst.nl #ownk #musea #art #dutchmuseumsathome #eigencollectie #expositie #kunstgeschiedenis #beeldendekunst #kunstgids #museum #art #tentoonstelling #museumbezoek #kunstkritiek #openbaarkunstbezit #vlog #blogpost #gids #museumthuisopdebank  #museumopdebank #hansopdebeeck

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Informatie en voorzieningen

Museum More

Hoofdstraat 28, 7213 CW Gorssel
W website More
T 0575 – 760 300
di t/m zo 10.00-17.00 uur, op de website moet je sinds de Covid 19 uitbraak je toegangskaarten online bestellen. Kijk altijd op de website van het museum naar de actuele informatie!

bereikbaarheid
makkelijk met OV station Deventer en Zutphen met Bus 81 van Arriva
ruimschoots parkeren achter het museum
collectie informatie
folder niet gevonden
zaalteksten helder
presentatie collectie helder
route informatie - duidelijke pictogrammen
digitaal - app niet gevonden
vriendelijkheid
suppoosten
winkel was druk, weinig aandacht
kinderactiviteiten
gratis kidsgids met vragen. De antwoorden op de website zijn moeilijk te vinden
eigen ruimte niet aanwezig
museumwinkel
assortiment
kunstboeken
kinder-kunstboeken
grappige kleine cadeautjes
museumrestaurant
prijs/kwaliteit, het was wel lekker, maar ook duur voor wel lekker
menu niet verrassend
wc
schoon maar rommelig einde van de dag
makkelijk te vinden

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.