Op weg naar de kunst

Bestel hier onze: Gids naar Nederlandse musea Op weg naar de kunst

bespreekt de eigen collectie van musea in Nederland en elders.

Eindhoven, Van Abbemuseum

Moderne en hedendaagse Kunst, en / of antropologie?
In het Van Abbe kun je de kunst van de 20ste en 21ste eeuw zien. Het is net als het Kröller Müller Museum voor de Tweede Wereldoorlog door een particuliere verzamelaar gesticht. In 1936 gaf de tabaksfabrikant Henri Van Abbe opdracht voor een weinig opvallend gebouw voor zijn eigen kunstcollectie. Alleen het torentje boven de ingang valt op. Begin deze eeuw werd aan de achterkant van het oude gebouw een groot nieuw deel toegevoegd. Het ligt er mooi in de elleboog van de Dommel, de rivier die door Eindhoven loopt.

In het museum is weinig te zien van de collectie van Henri van Abbe, de stichter. Van Abbe verzamelde Isaac Israëls, Jan Sluijters, Carel Willink en Kees van Dongen. Die schilders waren minder gezapig dan de Haagse School die voor de eerste oorlog het Nederlandse kunstleven domineerde. Maar ze hoorden toen ook al niet meer bij de echte avant-garde. Het huidige Van Abbe wil juist wel bij de avant-garde horen, of liever nog voorop lopen.


Reliëf van de stichter vlakbij de voormalige entree.

Directeuren met lef en voorliefde: kubisme en expressionisme
Het museum is er sinds de opening altijd in geslaagd bijzondere directeuren aan te trekken waardoor de collectie al snel op een ander plan werd gebracht. De eerste directeur die, slim handelend, een Picasso aankocht was Edy de Wilde, de latere opvolger van Willem Sandberg in het Amsterdamse Stedelijk Museum. Hij breidde de Nederlandse collectie uit met internationale topwerken uit de avant-garde van de 20ste eeuw. Deze kunst kwam uit Parijs: Picasso, Braque, Gris, Leger, Giacometti waren de kunstenaars waar De Wilde naar op zoek was.

In onze Gids naar Nederlandse Musea, Op weg naar de kunst worden de karakteristieken van de naoorlogse belangrijke directeuren van het Van Abbemuseum besproken, voor wie daar meer over wil weten. Het komt er op neer dat de gemeente telkenmale zeer uitgesproken directeuren benoemde, maar hen vervolgens vaak het leven zuur maakte. Dit begon dus al met de Wilde.
Zijn radicale keuze voor hedendaagse, buitenlandse kunst ging het College van B&W, de eigenaar van het museum en haar collectie, te ver. Toch kreeg De Wilde zijn zin door een goed doorwrocht betoog in de gemeenteraad en kon hij vervolgens in 1952 ‘Hommage à Apollinaire’ (1912) van Marc Chagall kopen. Dit schilderij werd het uitgangspunt van de zogenaamde ‘basiscollectie’: een kleine groep schilderijen, waarin naast het expressionisme ook het kubisme centraal stond. Het is nu ook weer in deze collectiepresentatie te zien, het hangt in de zaal met het thema ‘ruiken’ bij werk van Permeke en Charley Toorop.


Hommage a Apolinnaire, Marc Chagall, 1913.

Avant-garde uit het begin van de 20ste eeuw
In 1954 kocht De Wilde ‘Femme en vert’ van Picasso uit 1909, een klassiek kubistisch werk in groen, oker, grijs en bruin tinten. Die aankoop, voor slechts, omgerekend, € 50.000, leidde weer tot zware kritiek. Het werd De Wilde niet alleen kwalijk genomen dat hij tweemaal het jaarlijkse aankoopbudget voor één schilderij betaalde, maar dat vermaledijde internationalisme stoorde nog meer.


Femme en vert, Picasso, 1909.

Toch, De Wilde kocht wel degelijk Nederlandse kunst, onder meer Charley Toorop, Van Campendonk, Willink en Herman Kruyder. Zo ontstond een spraakmakende collectie waarbij het lokale een plek vond in de internationale ontwikkelingen.


Volkslogement, Charley Toorop, 1928.

De rol van het museum
De volgende directeuren waren ieder op hun eigen wijze specialist en bouwden een collectie met belangrijke kunstwerken. Al voor het aantreden Jean Leering in 1964 was het centrum van de kunstwereld uit Europa (Parijs) naar New York verschoven. Leering maakte tentoonstellingen met Christo (1966), Donald Judd, Andy Warhol (1970) en Bruce Nauman (1973). Tegelijkertijd keek hij naar de ontwikkelingen in het aanpalende West-Duitse Rijnland en exposeerde onder meer Joseph Beuys (1968) en Franz Erhard Walther (1972). Leering had, net als de Wilde, oog voor de inmiddels klassieke moderne stromingen en kocht in 1968, 86 werken van Russische constructivist El Lissitzky.


Proun, El Lissitzky, ca 1919-1923.

Leering wilde het museum veranderen in een forum voor publieke bewustwording en de sociale relevantie van de kunst duidelijk maken. Daar voelde de gemeente toentertijd niets voor; hij werd in 1973 ontslagen.

Minimal, Nieuwe Expressionisten en Video’s
Rudi Fuchs werd in 1975 de volgende directeur van het Van Abbe. Hier maakte hij zijn later beroemde thema-tentoonstellingen met onverwachte combinaties van kunstwerken. Fuchs bracht zowel Amerikaanse Minimal Art en de Europese vorm, de Arte Povera, als ook Conceptuel Art. Tegelijkertijd toonde Fuchs het zogenaamde ‘nieuwe schilderen’, of de ‘Nieuwe Expressionisten’. Fuchs kocht altijd een werk uit de tentoonstelling die hij maakte. Zo verwierf hij voor het museum kunst van de Duitse schilders Baselitz, Lüpertz, Penck en Kiefer, als ook van Daniel Buren, Donald Judd, Dan Flavin, Carl André, Long, en Beuys.


Twee doeken, 1973 en 1974, uit de Fragmente einer Rede über die Kunst 1965-1981, van Daniel Buren.

Fuchs werd opgevolgd door de Vlaming Jan Debbaut. Hij kocht beelden van de Amerikanen Richard Serra en Bruce Nauman en tegelijkertijd werk van Nederlandse kunstenaars waaronder Ger van Elk, Jan Dibbets, Pieter Laurens Mol, René Daniëls en Henk Visch. Hij bracht videowerken in de collectie: Oursler, Douglas Gordon en Marijke van Warmerdam. Van het merendeel van al deze aankopen is overigens de laatste jaren weinig te zien.

Dwarsverbanden
De vorige collectie tentoonstelling ging over The Making of Modern Art en over The Way Beyond Art. Wat met die Engelstalige titels nu echt werd bedoeld was niet duidelijk. Het had te maken met maatschappelijke betekenis, reproduceerbaarheid van kunst en andere hoogdravende zaken. Het was warrig: gerommel rondom zeer discutabele theorieën van ene Goran Djordjevic, een Servisch / Duitse tentoonstellingsmaker.
Hij verschool zich achter het alias Walter Benjamin, een bestaande Duitse filosoof en cultuurcriticus. De kunstwerken werden tussen kopieën van kopieën van deze Djordjevic teruggebracht tot inwisselbare plaatjes. Het concept werkte niet: de bezoekersaantallen liepen terug met als pijnlijk gevolg dat het entreegeld nauwelijks 5 % van de inkomsten bedroeg. Tegenwoordig zou alles anders zijn.


Klein object in de voorgrond: L’ Éphémère est éternel van Michel Seuphor in een zaal gewijd aan Mondriaan en de kleuren van De Stijl, 2022.

Andere tijden?
Het museum zegt nu de les te hebben geleerd en wil zoveel mogelijk mensen laten genieten van de kunst in nieuwe collectie presentaties. Met Dwarsverbanden (tot 2025), zo wordt gezegd, zijn de bakens verzet. De presentatie zou publieksvriendelijk zijn, het doel is de bezoekers het plezier in het kijken naar de kunst (terug) te geven en bovenal inclusief te zijn.


Doorkijk naar de zaal waar de kunst ‘geroken’ kan worden met links Charley Toorop en rechts Jean Brusselmans.

In de NRC (20 september 2021) erkende directeur Charles Esche dat het Van Abbe zich vaak dogmatisch en betuttelend had opgesteld, waardoor de bezoeker het gevoel kon krijgen dat je naar het museum kwam om een lesje te krijgen: „Ja, dit hebben we in het verleden gedaan. Maar nu,” zegt Esche, “is het de tijd om te verbinden en samen te werken. Het gaat erom dat mensen blij uit het museum komen.”
Van die ommezwaai hebben we weinig gemerkt. Integendeel, de inrichting, de thema keuzes en de begeleidende teksten zijn even belerend en directief gebleven: politiek correct en inclusief. Langzaam maar zeker kregen we allebei het gevoel een antropologische blik op de maatschappij in beeld en woord te zien, waar kunst slechts een middel is om die opvattingen te illustreren.
Net als in de vorige tentoonstelling is het kunstwerk een voetnoot bij het activistische beleid van het museum. Dat is zeker het geval op de eerste verdieping, met als eerste motto: ‘Embassy of Inclusion’.

Worstelen?
De permanente tentoonstelling van 2021 en volgende jaren heet ‘Dwarsverbanden’. Het is, volgens de inleidende tekst, een reis langs kunstwerken die tonen hoe kunstenaars reageren op verschillende culturen en perspectieven: ‘Je ervaart hoe kunstenaars samen of alleen worstelen met de grote vragen van hun tijd’. Voor een aantal kunstenaars klopt het wel, maar het merendeel was vooral met de eigen artistieke ontwikkeling bezig.


Groot kwadratenreliëf, Jan Schoonhoven, 1964.

Het museum beheert het omvangrijke archief van de Daniëls Stichting die is opgericht na diens hersenbloeding in 1987. Daniëls (1950) kreeg bij Rudi Fuchs hier in 1977zijn eerste tentoonstelling. Deze Eindhovense kunstenaar die figuratie met abstractie combineert, plaatste zijn werk in het niemandsland tussen literatuur, beeldende kunst en het leven.
Van een worsteling met “de grote vragen van zijn tijd”, is weinig te merken. Daniëls behandelde artistieke problemen als waarneming, traditie en beeldvorming. Zijn werk ontstond in reeksen, waarin hij per reeks als vanzelf, vanuit een automatisme, een artistiek thema, of thema’s onderzocht. Dat leren we niet in het museum.


Schilderijen van René Daniëls.

Horen, Voelen en Ruiken
Naar schilderijen en beelden wordt in musea doorgaans alleen gekeken. In het Van Abbe Museum kun je voortaan met alle zintuigen terecht: niet alleen zien, maar ook horen, voelen en ruiken. De UNESCO heeft in 2015 een advies uitgebracht waarin de musea wordt gevraagd inclusief te worden voor mensen met een beperking. Het Van Abbe loopt hierin voorop.
Bij 25 kunstwerken zijn teksten in braille aangebracht. Er hangen geurkaartjes, er zijn geluidsfragmenten en gebeeldhouwde replica van schilderijen. Een mooi voorbeeld daarvan is Vrouwenbuste uit 1943 van Picasso. Naast het schilderij hangt, weliswaar op kleiner formaat, een reliëf dat men kan betasten. Dat is hopelijk behulpzaam voor blinden die toch willen weten wat Picasso had geschilderd, maar kun je in zo’n ruwe 3D interpretatie voelen wat zienden zien? Ik hoop het want de teksten bij het werk helpen niet veel verder.

Buste de Femme, Picasso, 1943 links origineel, rechts 3D.

25 kunstwerken worden uitgelicht om met je ogen, je neus en je handen ’te ervaren’. Ik vraag me af of dit extraatje voor de niet beperkte toeschouwer niet eerder een afleiding, of grapje is, dan een toevoeging? Daarbij, kan het museum, hoe ouderwets dit ook moge zijn, toch gewoon uitleg geven over het kunstwerk: in braille, in een audiotour en eventueel een voelobject? Plaats het in zijn tijd en indien nodig zet die tijd af tegen huidige veranderde denkbeelden.


Van de geur bij schilderijen van onder meer Chagall, Permeke, Charley Toorop en Gé Röling is weinig op te snuiven.

Naast voelen is ruiken het volgende zintuig dat aangesproken wordt. Zo krijgt De Zaaier van Constant Permeke een kaartje met de vochtige geur na een regenbui. Leidt die geur niet af van een mogelijke bedoeling die Permeke had en die je zonder geur wel goed kunt ervaren? Dit nieuwigheidje beperkt feitelijk je waarneming.
Er ontstaat in deze zaal een giechelige ‘dialoog’ tussen toeschouwers over wat er nu wel of niet geroken wordt. Over de schilderijen wordt niet gesproken en slechts zelden naar gekeken.

Andere context passender
Het museum duwt je ook In een bepaalde richting bij de installatie ‘White Man have no Dreams’ van Michael Rakowitz. Dit is natuurlijk een wel erg generaliserende aanduiding voor westerse mannen en vrouwen. Dit kunstwerk is een ingewikkeld samenspel van kennis vooraf, kennis die je in bijschriften gedeeltelijk wordt gegeven.
Rakowitz is een Irakese Jood uit de Verenigde Staten. Hij maakte samen met Aboriginals in Sydney, Australië, een interpretatie van Vladimir Tatlins beroemde toren voor de Derde Communistische Internationale te Moskou in 1920. Hoe wereldomvattend kan een kunstwerk zijn!
De oorspronkelijke toren is er nooit gekomen. Volgens het gangbare historische verhaal nam het partijbestuur snel afstand van de revolutionaire kunstenaars. Maar misschien was deze toren indertijd, net als de New Babylon projecten van Constant in Nederland, moeilijk uitvoerbaar?


White Man got no dreaming, Michael Rakowitz.

Het werk van Rakowitz wordt bij tekeningen van Lissitsky in de context van de Russische constructivistische kunst geplaatst, kunst van rond 1920. De achterstelling en huisvestingsproblematiek van de Aboriginals in Australië toen en mogelijk nu nog, had de context moeten zijn.
Dan wordt de titel ook duidelijker. White Man have no Dreams was een boek over het protest van de Aboriginals in de jaren ’70 tegen de afbraak van hun wijk door (blanke) projectontwikkelaars. Ze kwamen met succes in verzet en kregen een nieuwe woonwijk.
Deze toren zou, volgens Rakowitz, met dat afbraakmateriaal zijn gebouwd. Hij noemt het: “een commentaar op zowel het idealisme van de revolutionairen, als hun mislukkingen.” De toren “zweeft,” volgens Rakowitz, of het museum, “tussen opbouw en verval.” Er is ook een kleine aanraak kopie gemaakt.

Onzichtbaar in westerse musea
Het museum wil kunst en onderwerpen presenteren waar in de dominante westerse cultuur geen plaats voor was. Ook hier zijn weer vreemde voorbeelden gekozen.
Zo is er beneden een zaal met portretten uit de vroege 20ste eeuw met zes kunstwerken die ‘de verscheidenheid in de Europese samenleving van dat moment’ tonen. Verscheidenheid heeft in het Van Abbe duidelijk een exotische lading. Het zijn een Javaanse danser in Den Haag, een Portugees-Braziliaanse bokser, een Amerikaanse zwarte vrijheidsstrijder, een Duitse toneelspeelster en een Moldavische beeldhouwer. Gewone mensen, arbeiders, kantoorklerken en boeren lijken niet in de verscheidenheid van die Europese samenleving te passen.
Het zesde portret is geen portret maar de rug van een man waarvan in het bijschrift staat dat het werk, uit 2005, de atmosfeer zou vangen van de opkomst en neergang van het Poolse communisme De vroege 20ste eeuw ligt dan al ver achter ons.


Zonder titel (Wroblewski), Wilhelm Sasnat, 2005.

Op de eerste verdieping hangen ook portretten, in de zaal ‘All About Love’. Het thema komt uit het boek van een zwarte Amerikaanse feministe uit 1982. Het toont kunstenaars die raciale ongelijkheid en klimaatsverandering centraal stellen, en dit zowel ‘kritisch als betrokken en liefdevol’ doen. Er hangen drie soorten portretten. We zien zes foto’s (door Sanja Ivekovic) van fotomodellen di stuk voor stuk de naam krijgen van communistische partizanen uit voormalig Joegoslavië, zes antifascistische vrouwen met een heldenstatus.
Een tweede werk bestaat uit drie ‘Trotse Rebellen’ (Gloria Wekker, Philomena Essed en Ernestine Comvalius) digitale prints van Patricia Kaersenhout. Daarachter honderd hoofden in krijt en gewassen inkt door Marlene Dumas. Het werk, ‘Models’ (1994), is indrukwekkend maar hangt hier een beetje in de verdrukking.


In de achtergrond Models, van Marlene Dumas, 1994; op de voorgrond Trotse Rebellen (respectievelijk Ernestine Comvalius, Gloria Wekker en Philomena Essed), van Patricia Kaersenhout, 2015.

Dumas werkt altijd naar foto’s. Het kunnen foto’s van echte fotomodellen zijn, van bekende personen (zoals Brigitte Bardot, Simone de Bouvoir en Yoko Ono) of van schilderijen. Ook is er, als grapje of als kwinkslag naar de rol van Eva in het paradijs, het portret van een slang aan toegevoegd, de vrouw als verleidster/bron van het kwaad.
Het schoonheidsideaal van de oorspronkelijke modellen is ingewisseld voor cartoonachtige portretten waaruit persoonlijke karakteristieken en emoties zijn weggewerkt. Ze zijn haast levenloos, maar mogelijk kan men wel algemeen menselijke gevoelens als angst en kwetsbaarheid, of erotiek herkennen. De gezichten zijn inwisselbaar, of ze nu blank, bruin of zwart zijn.


Deel van Modellen, Marlene Dumas, 1994.

Kortom, bij de presentatie van de nieuwe collectie werd plezier in het kijken naar kunst beloofd, maar er is weinig om vrolijk van te worden en blij van naar huis te gaan.

 

NB
een link naar De toren van Tatlin.

PS
Wie vooruit denkt, bestelt bij de plaatselijke boekhandel reeds voor feestdagen, verjaardagen en een onverwachte verrassing voor de leukste familieleden, de beste vrienden en de aardigste buren onze: Gids naar Nederlandse musea, Op weg naar de Kunst
Auteurs: Micky Piller en Kristoffel Lieten; Waanders Uitgevers
Altijd actueel door de QR codes: 1.onze website voor het commentaar en 2. de website van het museum voor actuele informatie.

Informatie en voorzieningen

Van Abbemuseum, Bilderdijklaan 10, 5611 NH Eindhoven
W Van Abbemuseum website
T 040 238 1000
di t/m zo 11.00-17.00 uur; iedere dinsdag gratis van 15.00- 17.00 uur; 1e don. vd maand tot 21.00 uur. Actuele info op de website

bereikbaarheid
lopen 20 minuten van het station CS
parkeren in de omgeving van het museum
collectie informatie
folder niet gevonden
zaalteksten verwarrend
presentatie collectie verwarrend
route informatie het een loopt over in het ander
digitaal - app niet gevonden
vriendelijkheid
suppoosten
winkel
kinderactiviteiten
in het museum, soms, informatie op de website zijn moeilijk te vinden
eigen ruimte
museumwinkel
assortiment veel rondom eigen collectie
kunstboeken idem
kinder-kunstboeken leuk
grappige kleine cadeautjes ook aanwezig
museumrestaurant
prijs/kwaliteit goed en vriendelijke bediening
menu vegetarisch en andere onverwachte dingen
wc
schoon
in 2017 was er veel ophef over "gender neutrale" wc's, niet veel van gemerkt

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.