Op weg naar de kunst

Bestel hier onze: Gids naar Nederlandse musea Op weg naar de kunst

bespreekt de eigen collectie van musea in Nederland en elders.

Brugge, Groeningemuseum

,

De actualiteit van het verleden
Brugge was dankzij het Bourgondische Hof in de vijftiende eeuw de grootste handelsstad ten noorden van de Alpen. Wie hier het fijne van wil weten, kan het Gruuthusemuseum in de stad bezoeken. In het Groeningemuseum hangt de echte kunsthistorische glorie van die tijd: schilderijen van Jan van Eyck, Gerard David, Hugo van der Goes, Hans Memling en andere Vlaamse Primitieven. Deze afdeling is alleen al een reis waard. Hier zie je de bakermat van onze noordelijke schilder traditie!
Na de verzanding van de Brugse haven en de opkomst van het Spaans Habsburgse Rijk, denk aan Karel V en Philips II, worden Mechelen, Antwerpen en Brussel belangrijker. Brugge verliest zijn financiële potentie en de beste kunstenaars. Pas op het einde van de negentiende eeuw wordt Brugge weer bekend in de West-Europese literatuur. Men verheerlijkt het grootse verleden van het middeleeuwse, vrijwel volledig bewaarde Brugge. Uit de laatste anderhalve eeuw heeft het museum werk van Belgische kunstenaars als Jean Brusselmans, Rik Wouters, Permeke, Magritte, Raveel en Broodthaers.

Het Groeningemuseum dankt haar ontstaan aan de Franse revolutie. Frankrijk ‘bevrijdde’ de Zuidelijke Nederlanden van het Habsburgse Rijk en haalde op weg naar die vrijheid kerken, kloosters en particuliere collecties leeg. De beste stukken, onder meer werk van Jan van Eyck, Memling, van der Goes, Gerard David en Jan Provoost werden meegenomen naar Parijs, de rest ging naar minder belangrijke musea. Na de val van Napoleon keerde het meeste van die roofkunst terug.
De collectie werd, net als in Antwerpen, beheerd door de plaatselijke Academie (voor teken-en schilderkunst). Die Academie, opgericht in 1717, speelde ook later nog een grote rol in het bijeenbrengen van de collectie: elk lid moest kunstwerken doneren. Hierdoor groeide de verzameling. In 1930 werd die in het huidige gebouw ondergebracht.

De 15de eeuw
Brugge was in de 15de eeuw de welvarendste Noord-Europese metropool. Met het geld en de macht komen kunstenaars. Machthebbers realiseerden zich voor het eerst het belang van visuele propaganda. Ze lieten portretten maken door beroemde kunstenaars en vervolgens werden deze schilderijen gekopieerd om aan verre familieleden, bevriende vorsten en belangrijke religieuze leiders cadeau te geven. Rijke burgers beseften dat mooie kunst hun aanzien verhoogde en ook de gilden gaven opdrachten. Zo ontstond een bloeiend en breed kunstcentrum in de stad. Er werden manuscripten met prachtige versieringen gemaakt, glas-in-loodramen, koperen en tinnen voorwerpen, hout bewerkt, voor  versieringen aan huizen tot losstaande beelden en er werkten de beroemde kantklosters. Sommige kunstenaars werden ‘poorters’ van de stad en vestigen zich er, zoals Memling (uit Mainz), Gerard David (uit Oudewater bij Gouda), Petrus Christus (uit Baarle), Jan Provoost (uit Bergen) en de beroemdste van allen: Jan van Eyck. Andere kunstenaars zoals Hugo van der Goes en veel anonieme meesters voerden opdrachten uit, of kopieerden accuraat de beroemde schilderijen van tijdgenoten, of voorlopers. Indertijd werden deze kopieën ook belangrijke kunstwerken gevonden.

 De werkelijkheid in detail
De laat-middeleeuwse hoogtepunten uit de collectie van het Groeningemuseum zijn talrijk: er zijn twee schilderijen van Jan van Eyck (ca 1390-1441): Madonna met kanunnik Joris van der Paele (1436) en het kleine portret van Margareta van Eyck (1439), zijn vrouw. Op de lijst staat dat: ‘mijn man Johannes voltooide mij in het jaar 1439’. Hoewel ze een beetje zunig mondje heeft, is haar haar modieus opgestoken. De witte hoofddoek is overvloedig afgezet met kostbaar Brugs kant. Ze kijkt ons zelfbewust aan, ze hoort bij de hele rijke burgerij. Dat is duidelijk te zien aan haar rijke kleding, kant, bont en de haar kappen.


Portret van Margareta Van Eyck, Jan Van Eyck, 1439.

Een absoluut topwerk is het enorme Madonna met kanunnik Joris van der Paele, uit 1436. Van der Paele is niet zo maar een kanunnik, hij heeft jarenlang in het Vaticaan gewerkt. In 1434 komt hij doodziek terug naar Brugge en laat hij Jan van Eyck het grote schilderij voor zijn grafkapel maken. Van Eyck was niet alleen de beroemdste schilder uit die tijd, maar ook kamerheer van Filips de Goede, de Bourgondische vorst. De kanunnik stelde daarmee min of meer een gelijke van de vorst te zijn.


Madonna met kanunnik Joris van der Paele, Jan van Eyck, 1436.

Van der Paele wordt door zijn beschermheilige Sint Joris, ja die van de draak, voorgedragen / voorgesteld aan Maria. Links van haar staat Sint Donaats, de beschermheilige van Brugge met een wiel met 5 brandende kaarsen, het symbool waardoor tijdgenoten hem meteen herkenden. (Donatianus zou in de Tiber, in Rome zijn gegooid en verdronken; het wiel met de brandende kaarsen bleef hangen op de plek waar hij was verdronken. Door gebed kwam hij weer tot leven.)
Het schilderij bevat talloze details, bijvoorbeeld de brillenglazen waardoor de letters in het brevier worden vergoot.


Detail: Madonna met kanunnik Joris van der Paele, Jan van Eyck, 1436.

Nog indrukwekkender vind ik eigenlijk de stof van de mantel van Maria. Je moet jezelf er steeds aan herinneren dat dit geen foto is, maar een schilderij dat bijna 700 jaar oud is! Kijk hoe die edelstenen op het brokaat zijn gezet, de gloed van de groene zijde aan de binnenkant van Maria’s rode mantel. Tijdgenoten waren verbijsterd: dit realisme was nooit eerder vertoond. En nog steeds is die precisie fascinerend om te ontdekken.


Detail: Madonna met kanunnik Joris van der Paele, Jan van Eyck, 1436.

Bijbelverhalen en volkse vertellingen
Naast portretten van de machthebbers waaronder Philips de Goede, Lodewijk van Gruuthuse en Isabella van Portugal, waren verhalen uit de bijbel, zoals de geboorte van Christus, de kruisiging en het Laatste Oordeel een veel geschilderd onderwerp. Een derde categorie zijn meer volkse verhalen die de Bijbel verklaarden : de Legenda aurea. Daar hoort bijvoorbeeld de Dood van Maria bij, een onderwerp dat Hugo Van der Goes schilderde. ( Dit prachtig gerestaureerde altaarstuk is voorlopig nog niet in het museum te zien. Het gaat in 2023 naar Berlijn en Antwerpen: “voor twee prestigieuze tentoonstellingen, met een korte tussenstop in het Groeningemuseum in de zomer”, zo zegt het museum op haar website. Wij zagen het meteen na de restauratie in het Brugse Sint Janshospitaal.)


De Dood van Maria, Hugo van der Goes, 1475.

Het werk is 39 jaar na Jan van Eycks Madonna met kanunnik Joris van der Paele geschilderd, maar wat een verschil in emotie! Hier zien we al de nieuwe tijd, de renaissance, binnensluipen. Hoewel er nog steeds een zekere luchtledigheid rondom de figuren hangt, zit er schwung in de compositie. Als alle Vlaamse Primitieven maakt Van der Goes slim gebruik van een heldere kleuren compositie. Links onder is de mantel van de apostel iets lichter blauw dan het doodskleed van Maria en bijna hetzelfde blauw als Jezus in de hemel draagt waar hij zijn moeder direct zal ontvangen. Zo word je blik als vanzelf naar de hemel geleid.
Bekijk je het grote altaarstuk goed, dan vallen ongetwijfeld bij de bedroefde apostels hun handen op. Ze vormen een kring van wanhopige gebaren rondom de stervende Maagd.


Detail De Dood van Maria, Hugo van der Goes, 1475.

Van der Goes is een Gentse kunstenaar en werkte, net als Dirc Bouts en Rogier van der Weyden, nooit in Brugge. In zijn laatste jaren is hij waarschijnlijk geestesziek geworden. Daar wordt al die emotie wel eens aan toegeschreven. Dit schilderij maakte hij mogelijk voor de Duinenabdij van de Cisterciënzer in Koksijde, niet ver van Brugge. Oorspronkelijk was het wat groter: aan de zijkanten zijn de planken ingekort.

God en de wereld
Schilders, zeker de Vlaamse Primitieven, waren verhalen vertellers. Ze werden primitief genoemd omdat ze, zo vond men in de 19e eeuw, in feite nogal houterig schilderden. Ze kenden de grote vernieuwingen zoals het centraal perspectief uit de renaissance nog niet. Die zogenaamde houterigheid werd later weer charmant gevonden, of gaf, zo vond men, juist de essentie van zowel geloof, als ook schilderkunst aan. Het stelt ons ook voor raadsels hoe niet alleen jan van Eyck, maar heel veel schilders uit die tijd op een uiterst realistische manier stoffen, edelstenen en bloemen kunnen schilderen, maar de weergave van een coherente ruimte niet beheersten.
Naast de bekende namen is hier werk van onbekende meesters, die een noodnaam hebben gekregen, zoals de meester van de (Brugse) Legende van de heilige Ursula. Hij schilderde rond 1482 het verhaal van de heilige Ursula (en de 11.000 maagden). Acht delen van de binnenluiken, voor iedere deur 4 delen, van een altaarstuk zijn nog over. Het middenpaneel is helaas weg.


Legende van de heilige Ursula, Meester van de (Brugse) Legende van de heilige Ursula, ca 1482.

Ursula was een Bretonse prinses die door haar vader aan de heidense zoon van de Engelse koning werd uitgehuwelijkt. Zij stelde als voorwaarde dat zij samen met talloze maagden naar Rome kon reizen. Ze hoopte dat haar man zich tussentijds zou bekeren, wat ook gebeurde. Bij hun terugkeer in Keulen werd iedereen, Ursula, de maagden en haar gekerstende man, op gruwelijke wijze vermoord door de Hunnen die de stad hadden ingenomen. Op het laatste tafereel wordt haar relikwie vereerd.

16de eeuw: Gerard David
In de 16de eeuw verschuift de economische bedrijvigheid naar Antwerpen, het politieke machtscentrum eerst naar Mechelen en vervolgens naar Brussel. Toch blijft de uitstraling van Brugge als kunstcentrum overeind. De faam en invloed van de Vlaamse primitieven houdt stand tot ver in de Renaissance. Belangrijke schilders die zich als ‘poorters’ vestigen zijn Gerard David, Jan Provoost, Lanceloot Blondeel en Pieter Pourbus. Devote schilderijen en portretten waren nog steeds gewild, waardoor er weinig animo was om te vernieuwen.
Aan het eind van de 15de eeuw kwam Gerard David ( ca.1460-1523), uit Oudewater bij Gouda, naar Brugge. David was een belangrijk schilder met een groot atelier en veel leerlingen. Hij werd een spil in de Brugse traditie, tegelijkertijd is hij ook de hekkensluiter van de Vlaamse Primitieven.
David is gevierd en krijgt veel opdrachten, onder meer voor “Het Oordeel van Cambyses” (1498). Het was bestemd voor de schepenzaal van het stadhuis. Het moest de schepenen, die ook recht spraken, er aan herinneren eerlijk te blijven. Op het linker paneel neemt een corrupte rechter steekpenningen aan, waarop koning Cambyses (Perzië, 6de eeuw vr. Chr.) hem veroordeelt tot levend villen wat David ons uiterst realistisch toont.


Het Oordeel van Cambyses, Gerard David, 1498.

Een ander schilderij van David, De Doop van Christus, had ook een halve eeuw eerder geschilderd kunnen zijn. Deze triptiek heeft eenzelfde verstilling uit vroegere schilderijen van de Vlaamse Primitieven. Hoewel de traditie van Van Eyck en Memling nog steeds wordt gevolgd, valt op dat de figuren veel beter in de ruimte zijn geplaatst.
Binnen zien we op de zijluiken net zo groot als de dopeling Christus op het middenpaneel, de stichters, de opdrachtgevers. Links de Brugse bestuurder Jan des Trompes en zoon en rechts zijn eerste vrouw en hun vier dochters. Allen bevinden zich in een landschap dat over alle luiken van links naar rechts doorloopt, hierdoor lijkt het alsof deze vroeg zestiende-eeuwse Bruggenaren de doop ter plekke meemaken!


De Doop van Christus, Gerard David 1502-08.

Op de buitenluiken staan Maria met een zeer levendige kleine Jezus , op het andere luik Des Trompes’ tweede vrouw, met kind en beschermheilige.


Buitenluik van De Doop van Christus, Maria met het kindeke Jezus, Gerard David 1502-08.


Buitenluik van De Doop van Christus, met de tweede echtgenote van Des Trompes, hun kind en een beschermheilige, Gerard David 1502-08.

Pourbus en Claeissens
In de 16de eeuw waren er nog veel schilders en beeldhouwers in Brugge; de Renaissance had de stad eindelijk in het midden van de 16de eeuw bereikt. Pieter Pourbus (1523-1584), een Goudse schilder, speelde hierin een belangrijke rol. Mogelijk had hij bij Jan van Scorel (in Utrecht?) het vak geleerd. Van Scorel werkte in Rome voor de Nederlandse paus Adrianus. Hij had de moderne kunst uit die tijd gezien en gaf die kennis door in zijn atelier.
In Brugge raakte Pourbus bevriend met Lanceloot Blondeel (1498-1561), hij trouwde zelfs met diens dochter. Blondeel was een spil in het artistieke leven van de stad. Hij schilderde niet alleen, maar ontwierp ook glasramen, beelden en tapijten. Hij was houtbewerker en architect. Zijn schilderijen herken je onmiddellijk doordat ze vaak grillig geschilderde gouden kaders hebben.


Lukas schildert de Heilige Maagd, Lanceloot Blondeel, 1545.

Pourbus werd na zijn toelating tot het schildersambacht de toonaangevende Renaissance kunstenaar van de stad, met een eigen groot atelier. Hij kreeg veel opdrachten voor Bijbelse onderwerpen, hij was een begenadigd portrettist, een specialisatie die zijn jong gestorven zoon Frans I en kleinzoon Frans II verder zetten. Daarnaast was hij een veel gevraagd cartograaf. Van Pourbus hangt in het Museum van de Bloedkapel een van de allereerste groepsportretten. Op twee schilderijen staan in gebed neergeknield de 32 leden van de Confrerie van het Heilig Bloed. In ons algemene stuk over Brugge is dit schilderij te zien.

Op twee losse panelen, pedanten, staan het echtpaar Jan van Eyewerve en Jacquemyne Buuck in hun woonkamer op de eerste verdieping. Je kunt door de ramen achter hem de Brugse Waag zien met de houten kraan en rechts, achter haar, de Sint-Janskerk met knikkerende kinderen. Hij is 29, zij 19, staat er in het Latijn. Hun wapenschilden worden door engeltjes gedragen, daardoor werden ze geïdentificeerd. Ze zijn rijk, doch sober gekleed; beiden dragen twee ringen en (huwelijks) handschoenen, zij heeft ook een rozenkrans. De hond symboliseert trouw.


Jan van Eyewerve en Jacquemyne Buuck, Pieter Pourbus, 1551.
(beeld Art In Flanders, foto Dominique Provost)

De 17e eeuw
In de 17e eeuw is het Brugse artistieke leven ingedut. Het werk dat hier hangt, is qua onderwerp (landschap, stillevens en portretten) inmiddels traditioneel. Het is allemaal wat gematigder qua uitwerking, de sjeu is er wel van af. Tot aan het einde van de 19e eeuw gebeurt er niet veel opzienbarends in Brugge. De kunstenaars zijn gezapig, ze maken vakwerk en hebben niet al te veel inspiratie. Dat zal ongetwijfeld te maken hebben met hun traditionele opdrachtgevers.


Zaaloverzicht 17e eeuw.

De explosie
Aan het eind van de 19de eeuw kent de Belgische schilderkunst een nieuw hoogtepunt, vooral in Brussel. De stad was een scharnierpunt voor Belgische en Noordelijke schilders die de Europese kunstmetropool Parijs, niet konden, of wilden bereiken. In Brussel was men op de hoogte van de nieuwste Parijse ontwikkelingen. Hier bloeide zowel het sociaal-réalisme (onder meer Meunier en Laermans), als ook het frivole neo-impressionisme met Emile Claus en Van Rysselberghe en het vaak sombere symbolisme, denk aan Degouve de Nuncques en Fernand Khnopff, 1858-1921. De laatste komt uit de buurt van Brugge, hij was schilder, graficus en tekenaar. Hij woonde als kind een paar jaar in Brugge maar verhuisde in 1864 naar Brussel. Men zegt dat hij er niet meer wilde terugkomen om zijn herinnering aan het sombere centrum niet kwijt te raken.

Bruges La Morte
De roman Bruges La Morte (1892) van de Vlaamse schrijver Henri Rodenbach schiep een “nieuw” Brugge. Hierin veranderde het vrijwel intacte Middeleeuwse Brugge in het Venetië van het Noorden: een verstilde plek vol nostalgie en weemoed. Direct na de Engelse vertaling werd Brugge zo populair dat het toerisme op gang kwam en de stad een tweede bloei kreeg. (Het boek werd pas een eeuw later in het Nederlands vertaald als Brugge, de Stille).
Ondanks alle toeristen, zochten ook de Symbolisten hun heil in dit spirituele Brugge. Fernand Khnopff maakte dromerige impressies van de stad uit zijn herinnering vol weerspiegelingen in het sombere water. Naar het schijnt is hij, volgens het museum, met de bevriende Franse symbolist Henri Le Sidaner, terug geweest in de stad. Van Khnopff en Le Sidaner heeft het museum mooie schilderijen; ze zijn melancholiek en mysterieus.


De Kade en Boot op het Kanaal (’s morgens), Henri Le Sidaner.

Verbreding naar Belgische kunst
De collectie in het Groeningemuseum is aan het einde van de negentiende eeuw niet meer specifiek Brugs. Er is werk van bekende Belgische kunstenaars zoals Emile Claus, Evenepoel, Tytgat, Rik Wouters en Van Rijselberghe, die in hun eigen manier aansloten bij wat elders gebeurde. Los hiervan staat James Ensor (1860 – 1949), de anti-burgerlijke schilder uit Oostende.
Een belangrijke groep zijn de Vlaamse expressionisten die na de eerste wereldoorlog een eigen stijl ontwikkelden. Het begrip expressionisme wordt en werd eerder gebruikt om aan te geven dat deze schilders anders werken dan de oudere schilders. Zij maken geen liefelijke of soms mysterieuze landschappen of stadsgezichten. Hun platteland is aards. De composities wringen hier en daar.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog die vooral in Vlaanderen werd uitgevochten, vluchtten veel Belgen, waaronder kunstenaars, naar Nederland. Ze kwamen hier in aanraking met het kubisme en ook wel met het Duitse expressionisme. Frits van den Berghe schildert De verliefden in het dorp, als een mooi mix van de vereenvoudiging van het late cubisme en de kleuren met het vreemde perspectief van de Duitse schilders, met name de groep rondom Kirchner.


De verliefden in het dorp, Frits van den Berghe, 1923.

Na de oorlog woonden een aantal, zoals Constant Permeke, Frits Van den Berghe en Gustave De Smet, in Sint Martens Latem. Ze worden ook wel de Leie schilders genoemd naar de rivier de Leie die bij het dorp loopt.


De grote Schiettent, Gustave de Smet, 1923.

De vader van Gustave De Smet schilderde decors voor circussen en kermissen. Zo’n Grote Schiettent is hem dan ook vertrouwd. Grappig genoeg staan in het schilderij de mensen als platte figuren uit de achtergrond. Het geeft het werk iets ademloos, alsof er geen diepte, ruimte in zit.


Detail, De grote Schiettent, Gustave de Smet, 1923.

Neem de moeite het werk van dichtbij te zien en je ziet hoe zorgvuldig De Smet alle figuren afzonderlijk met duidelijke penseelstreken opbouwt. Altijd binnen de contouren en bijna per onderdeel anders.
Ik ben dol op het werk van Brusselmans. Hier zien we zijn lezende vrouw in hun eigen kamer.


Het grote interieur, Jean Brusselmans, 1939.

In haar opvallende zwart wit geblokte jurk wordt ze het middelpunt van een overvolle compositie die, door de precieze opbouw, een mooi evenwicht om haar heen is geworden. Let op het licht dat door het raam binnenvalt!

Natuurlijk ontbreekt in een Belgisch museum het werk van Magritte, Delvaux en Broodthaers niet. Ik heb echter het gevoel dat die kunst er precies om die reden hangt. Dat is geen probleem, want je hoofd zit vast al vol met de prachtwerken van de eeuwenoude Vlaamse Primitieven.

 

PS
Wie vooruit denkt, bestelt bij de plaatselijke boekhandel reeds voor feestdagen, verjaardagen en een onverwachte verrassing onze:
Gids naar NEDERLANDSE musea Op weg naar de Kunst om aan de leukste familieleden, de beste vrienden en de aardigste buren te geven.
Auteurs: Micky Piller en Kristoffel Lieten; Uitgever: Waanders in de Kunst.
Altijd actueel door de QR codes die met onze site verbinden voor commentaar en met de site van het museum voor informatie!

Tags
#KunstinVlaanderen #museuminVlaanderen #VisitFlanders #ToerismeVlaanderen #oudekunst #kerkeninvlaanderen #Vlaamsemusea #VlaamsePrimitieven #eigencollecties #ownk #opwegnaardekunst.nl #flemishmuseumsathome #museumonline #museumathome #Vlaamsemuseathuistezien #expositie #kunstgeschiedenis #beeldendekunst #kunstgids #museum #art #tentoonstelling #museumbezoek #kunstkritiek #vlaamsekunstthuisbekijken #VisitBrugge

Informatie en voorzieningen

Dijver 12, Brugge 8000

W website Groeningemuseum
T +32 50 44 87 43

Don tm dinsdag 9.30 – 17.00 uur, dus LET OP: WOENSDAG GESLOTEN!  Kijk altijd op de website van het museum voor de actuele informatie!

bereikbaarheid
te voet, Brugge is auto luw.
parkeerplek buiten het centrum.
collectie informatie
folder niet gevonden
zaalteksten goede informatie
presentatie collectie rustig traditioneel
route helder
digitaal -niet aanwezig wel op de website informatie
vriendelijkheid
suppoosten
winkel bij de kassa afrekenen
kinderactiviteiten
niets gevonden
niet gevonden
museumwinkel
assortiment heel beperkt, vooral toeristisch, buiten is de winkel van de Brugse musea
kunstboeken rondom het onderwerp
kinder-kunstboeken lniet gezien, wel in de andere winkel
grappige kleine cadeautjes niet gevonden
museumrestaurant
niet aanwezig!, je kunt wel terugkomen op je kaartje van die dag
menu niet aanwezig
wc
redelijk schoon
makkelijk te vinden

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.