Boekrecensie: Liber Amicorum collectie RMO Leiden
Rijksmuseum van Oudheden Leiden, een geschiedenis van 200 jaar
Het Rijksmuseum voor Oudheden in Leiden bestaat 200 jaar. Dat wordt op een zeer opvallende en lovenswaardige manier gevierd met een groots opgezette tentoonstelling, veel activiteiten in het museum en een werkelijk enorm boek van 549 pagina’s dat min of meer chronologische laat zien wat en hoe er werd verzameld. Het formaat is te vergelijken met de Statenbijbel! Dit is dus niet zomaar een boek: het begint nog voor 1818, het jaar waarin de jonge Caspar Reuvens, (1793-1835) tot hoogleraar archeologie in Leiden werd benoemd en eindigt in het laatste hoofdstuk over ‘Onophoudelijk Onontbeerlijk Bezoek’ en het museum als ‘tentoonstellingsmachine‘.
Het museum vandaag dag, zo lijkt het wel, is een instelling waar je zoveel mogelijk mensen naartoe haalt om ze interessante dingen te laten zien. Vroeger was dat anders: het museum was een verzamelplek waar ‘cultuur’, in dit geval bodemvondsten en andere objecten uit verre culturen, werden opgeslagen en bestudeerd. Pas na enkele decennia mocht ook het publiek op geregelde tijden een kijkje komen nemen.
Omslag van het besproken boek
Het boek is een spannend verhaal met diverse verhaallijnen. Die verhaallijnen lopen soms door elkaar en soms overlappen ze elkaar. Een beetje slordig zou je denken, maar anderzijds past dit wel bij een complex overzicht. Het is eigenlijk een liber amicorum, niet voor een persoon, maar voor een belangrijk instituut gemaakt door en voor liefhebbers en kenners.
Het boek bestaat uit een enorm aantal artikelen geschreven door diverse auteurs die elk vanuit hun eigen kundigheid een verhaal hebben neergezet. Uit die verhalen kun je selecteren, zoals je in een groot wandelgebied een route volgt die je af en toe langs bekende wegen brengt. Door hoofdstukken kriskras door het boek heen te lezen kom je voortdurend interessante verhalen tegen. Het boek had Verhalen over een geschiedenis van 200 jaar kunnen heten, met dat verschil dat alle verhalen samen tot een complete geschiedenis leiden. Omdat de verzameling op twee manieren tot stand kwam, begint die geschiedenis al ruim voor 1818.
Enerzijds waren er kooplieden en diplomaten die al dan niet in opdracht in Noord-Afrika, Italie en Egypte eeuwenoude vondsten opkochten en naar Nederland stuurden. De eerste keer gebeurde dat eerder toevallkig. Er was de collectie van het Theatricum Anatonicum, waar men dus ter instructie met lichaamsdelen werkte. In 1621 kwamen een lijkkist met een complete mummie uit Egypte aan, een geschenk van een voormalige student die inmiddels koopman in het Midden-Oosten was geworden. Dit was het begin van de enorm rijke mumieverzameling. De voormalige snijzaal werd omgedoopt in Kabinet van Anatomie en Rariteiten. Dat is nu dus het RMO.
Anderzijds waren er beroepsverzamelaars die hun collectie schonken of verkochten aan de Universiteit van Leiden. De eerste grote schenking was in 1739 door de rijke Amsterdammer, Gerard van Papenbroek, een uitgeweken Vlaming die ondermeer stukken uit de rijke collectie van Peter Paul Rubens, misschien wel de eerste grote verzamelaar van oudheden, in zijn bezit had.
Zo staat het boek vol met interessante verhalen over vazen, mummies, tempels en grafvondsten, over directeuren, verzamelaars, goden en godinnen, over opgravingen en aankopen en over museumbeleid in volijke en in donkere tijden. De redactie kon beschikken over een enorm archief. Daar is volop gebruik van gemaakt.
Twee foto’s uit het boek van de Nubische tempel uit Taffeh. Links gemaakt in 1900 door Jan H. Insinger en rechts de tempel in het RMO, foto Eric van den Bandt. (Beide foto’s zijn uit het boek overgenomen.).
De Egyptische overheid schonk deze tempel aan Nederland als dank voor de hulp “aan de grote UNESCO-campagne uit de jaren zestig voor de redding van de Nubische monumenten in Egypte en Soedan, monumenten die anders door de bouw van de Hoge Stuwdam bij Assoean voorgoed verloren zouden zijn gegaan.” De prachtig gerestaureerde tempel is tegenwoordig een museumzaal en staat in de centrale hal van het museum.
In de plaatjes van beelden en scherven en de foto’s van verzamelaars en opgravingen komt de rijkdom van het museum tot leven. Die rijkdom is nauw verweven met het kolonale verleden toen westerse landen zomaar op koopjesjacht gaan, of konden gaan graven in het Midden-Oosten, van Tunesië tot Iran.
Dat kan niet meer. Er zijn nu wetten en internationale afspraken tegen de uitvoer (of roof) van cultureel erfgoed. Anderzijds, dankzij musea in Berlijn, London, Parijs, Boston en Leiden (!) is veel van dat werelderfgoed goed geconserveerd bewaard gebleven. Misschien had de redactie aan deze ethische kwestie nog wat aandacht kunnen besteden. Dan was het een meer dan compleet boek geworden.
KL
Titel boek:
Rijksmuseum van Oudheden Leiden. Een geschiedenis van 200 jaar. Redactie: Pieter Ter Keurs en Willem Wirtz. Zwolle: Waanders / Leiden: Rijksmuseum van Oudheden, 2018, 549 pp.
ISBN 978 94 62621756 NUR 682
Geef een reactie